De opa van Kobe was een regelmatige bezoeker van het café dat zich op het gemeenteplein in Hoeilaart bevond. Het café is er trouwens nog steeds, maar de periode waarin het verhaal zich afspeelde ligt lang achter ons. Het waren de moeilijke oorlogsjaren en de opa van Kobe hield ervan te filosoferen met de andere stamgasten of om, met de nodige humor, fratsen uit te halen tot groot jolijt van zijn toehoorders.
Zo vertelde hij aan iedereen die het kon horen dat hij regelmatig een ‘jenevertje’ ging drinken bij de baron. Het was namelijk zo dat Kobes opa hovenier was op het landgoed van een baron boven op de wijk ‘pittoresque’. De tuin lag er altijd prachtig bij dankzij zijn noeste arbeid. Maar de baron had een grote hekel aan de mollen die steevast hun gang gingen in de mooie grasperken voor en achter het huis. Daarom beloofde hij aan zijn hovenier dat hij bij iedere vangst van zo een diertje een jenevertje mocht drinken in de keuken bij de dienstmeid. Maar opa kon niet iedere dag, zo net voor de middag, met een nieuwe mol aan komen draven en daarom had hij er niet beter op gevonden om de dode diertjes niet meteen te begraven maar hield hij er een paar in reserve. Als dan het moment was aangebroken zei hij tegen zijn collegas ‘ik ga een druppel drinken’ en nam hij een mol uit de eerste serre en toonde hem aan de nietsvermoedende baron die hem bedankte met een flinke scheut van de sterke drank.
Op een dag zaten ze weer met zijn allen in het café en na wat heen en weer gepraat zei iemand van het gezelschap dat er veel valse biljetten van 50 BF in omloop waren en dat men daarmee heel voorzichtig moest zijn want dat ze nergens terugbetaald werden. Een beetje verder zat er een andere caféganger die blijkbaar heel geïnteresseerd meeluisterde. Toen onze opa dat in de gaten kreeg zei hij dat hij kon zien welke vals waren en welke echt. De man in kwestie stond meteen recht en vroeg of hij zijn biljetten wilde controleren. Dat liet grootvader hem geen twee keer zeggen. De man ging met een flinke stap naar huis om de bankbriefjes op te halen en tien minuten later stond hij weer in het café met wel 200 van die fameuze biljetten. Onze vriend begon meteen te checken en zei tegen de man ‘ik doe dit wel niet helemaal gratis, voor elke tien goeie biljetten moet je mij en mijn vrienden hier een pintje betalen’. De vreemdeling ging meteen akkoord en Kobes opa keek naarstig verder naar de 50tigers.
Wonder boven wonder bleek geen enkel briefje vals te zijn en dat kostte de arme man wel een behoorlijk aantal rondjes. Dat bleek voor de rijkaard geen probleem en na gedane werken gingen de vrienden verder met hun gefilosofeer.
Tot op het moment dat iemand vroeg hoe opa het verschil tussen de goede en de valse kon zien. ‘Awel’ antwoordde hij ‘zie je op dit biljet Koning Albert staan’ waarop iedereen zei ‘ha ja’. ‘En op wat rijdt onze Koning?’ vroeg opa. ‘Wel op een paard’ zeiden de omstaanders. ‘Hewel’ zei grootvader ‘als hij per velo is, dan is het een vals’.
[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]