De ‘ondenkbare’ ouderdom

Enkele dagen geleden zat ik met enkele vriendinnen samen. Allemaal begin 70, enkele jaren gepensioneerd met al dan niet de regelmatige zorg voor kleinkinderen en/of een ouder. Plots ging het gesprek over ouder worden, oud-zijn en hoe ouderen- en daarmee bedoelden wij niet onszelf – niet gehoord worden, niet au serieux genomen worden en er geen rekening gehouden wordt met die steeds groter wordende groep. Zelfs zij die nog zelfstandig thuis wonen worden steeds minder ‘gehoord’, was de ondertoon van het gesprek.

De vraag rees of de snelle technologische ontwikkelingen binnen de maatschappij ertoe bijdragen dat ouderen hun stem in de samenleving steeds minder kunnen doen horen en buitengesloten worden. Er werd gedacht aan online bankieren en betaalapps die het betaalverkeer voor sommige ouderen steeds moeilijker maakt. De zeldzaam wordende bancontact- en overschrijving-terminals in de bankagentschappen, dragen hier wellicht ook toe bij. Betaal-activiteiten worden daarom (misschien) vaker in handen gegeven van iemand anders omdat een oudere persoon de indruk heeft dat de bankzaken aan de eigen controle ontsnappen. Let wel het geven van een zorgvolmacht aan iemand die je volledig vertrouwt voor het geval je wilsonbekwaam zou worden is en blijft aan te raden.

Verder werd gesteld dat de mobiliteit voor vele ouderen steeds beperkter wordt. Het verouderende lichaam  maakt het bewegen voor vele ouderen moeilijker, hierdoor wordt ook de toegang tot het openbaar vervoer en openbare ruimten, complexer.  Indien een nieuwe auto nodig is wordt men plots geconfronteerd met tientallen technologische snufjes die zelfs jongere chauffeurs in het begin ‘kopzeer’ bezorgen. Het gebruik van de fiets, zelfs elektrisch, is  wegens o.a. het gewicht van deze laatste, moeilijker en ook gevaarlijker. Er komen meer fietspaden, maar een fietspad wordt door vele fietsers (al wilden we niet veralgemenen) al snel als koerspad gezien. Dit zorgt voor een onveilig gevoel, niet enkel bij ouderen maar ook bij families met jonge kinderen én de normale voetgangers.

De mindere mobiliteit zorgt ervoor dat de wereld van de oudere persoon al snel kleiner wordt en dat het sociaal leven zich beperkt, wat eenzaamheid in de hand kan werken. Gelukkig zijn er privé- initiatieven van vrijwilligers die deze lacunes wat opvangen.

Wie doordenkt over de hier opgesomde feiten, beseft dat niet enkel het leven van de ouderen moeilijker wordt. Voor de volledigheid moet erkend worden dat met de stem van menig ‘zwakkere’ groep in de samenleving – ouderen, kinderen, gehandicapten, zieken etc… weinig rekening gehouden wordt.  Maar laat mij teruggaan naar de ouderen. 


Het plaatsen, op hun vraag of niet, van ouderen in instellingen (WZC) is niet enkel van deze tijd. Wel nam het aantal residenten toe en dit werd de opvang een seculiere zaak, voor bepaalde bedrijven werd het een business project. Ruzies tussen broers en zussen rond degenen die het pensioen (als dat er is)  krijgen als mama of papa gaan inwonen bij de ene of de andere, is ook niet enkel van deze tijd.  De verdeling van de goederen of het verdonkeremanen van geld/goederen van een oudere persoon  vooraleer die in het rusthuis geplaatst werd om zo de kost van het verblijf op de maatschappij af te wentelen, was in de tijd dat ik als maatschappelijk assistente werkte, ook al niet ongebruikelijk. Om volledig te blijven wil ik erop wijzen dat vele rusthuisbewoners ook uit eigen initiatief de veiligheid van het institutioneel wonen verkiezen boven het zelf moeten blijven zorgen voor alles. Institutioneel wonen houdt (voorlopig) echter ook in dat o.a. met het persoonlijke levensritme van de bewoners weinig rekening kan worden gehouden. Ook bij hen die zelfstandig wonen komt er altijd een ogenblik  in het leven dat je als oudere persoon  hulp nodig hebt om de zelfstandigheid ’ten dele’ te kunnen blijven behouden.  

Hoe komt het dat de uitsluiting van de ouderen in onze samenleving een constante lijkt te worden? In zijn nieuwe boek « Vie, vieillesse et mort d’une femme du peuple» te vertalen als ‘Leven, ouderdom en dood van een vrouw van het volk’, reconstrueert Didier Eribon het leven van zijn moeder, die op 87-jarige leeftijd stierf. Zij liet zich letterlijk sterven eens ze in het rusthuis werd opgenomen. Soms kunnen kinderen of een partner inderdaad de opvang thuis niet blijven waarborgen. Laat ons daarover eerlijk zijn.Met dit persoonlijke verhaal en gebruik makende van sociale theorieën (Eribon is ook socioloog) wijst hij  op de uitsluiting van ‘ouderdom’ in onze samenleving. Dus ook al is zijn verhaal een intiem verhaal over zijn moeder en haar relatie met haar kinderen, toch is het ook  een collectief verhaal. Hoe we onze ouderen behandelen, wordt ook sociaal en politiek bepaald. Staan we daar voldoende stil bij?


“Het probleem is dat ouderdom in ons leven nooit echt een probleem vormt”  zegt Eribon

“Als je twintig bent, denk je niet aan ouderdom. Als je ouder wordt, wil je er niet in geïnteresseerd zijn. Als je een hoge leeftijd hebt bereikt, kun je er niet meer aan denken. Ouderdom is in wezen ondenkbaar.”

Het is een conclusie die doet nadenken. Ouderdom, oud-zijn. Als we spreken over ‘ouderen’, denken wij dan aan ‘onszelf’ die toch ook al een tijdje tot die grote groep horen ? Blijkbaar niet. Wij horen tot die leeftijdsgroep zonder dat we ons oud voelen en distantiëren ons daarmee onbewust van mensen in diezelfde groep. Mensen die ons juist nodig hebben om hun stem te ondersteunen. Eribon stelt dat “ouderen geen stem hebben in onze samenleving omdat ouderenprotesten nooit toegang krijgen tot de openbare ruimte. Ouderen kunnen niet ‘wij’ zeggen of collectief mobiliseren. Daarom moet aandacht worden gevraagd voor de samenleving waarin we leven, een samenleving die ouderen op een ontoelaatbare manier behandelt” zo besluit hij zijn betoog.

Misschien moeten we inderdaad het oud-worden ‘denkbaar’ maken, te beginnen voor onszelf maar ook op het gemeentelijk niveau. Enkel zo kunnen we ons als samenleving gemakkelijker inleven in de situatie van de ‘ouderen’.

[Een bijdrage van Mieke Maerten]