Overwegingen met betrekking tot autonomie en zorg

Autonomie kent verschillende facetten. Denk maar aan financiële autonomie, wettelijke autonomie, lichamelijke autonomie, geestelijke autonomie, enz… Voor  dit artikel beschouwen we autonomie als ‘het vermogen na te denken over hoe je wilt leven, de mogelijkheid om na te denken over de condities van je leven en de gevolgen van je beslissingen’. De autonome mens is de mens die voor zichzelf denkt. “Sapere Aude” leerde Immanuel Kant ons : “mens durf te denken”.

Niettegenstaande we in onze Westerse maatschappij een groot belang hechten aan de eigen autonomie, is het goed stil te staan bij het feit dat we enkel  co-auteurs van ons leven zijn. Ons leven krijgt immers vorm onder invloed van anderen. We leven binnen een samenleving en worden beïnvloed door familie, opvoeding, opleiding, religie, economie en de cultuur waarbinnen we  opgroeiden en leven. Dit kan je relationele autonomie kunnen noemen. Ook al zijn er dus invloeden van buitenaf, toch blijft  ieder van ons in belangrijke mate bepalen wat hij/zij wil voor het eigen persoonlijke leven en dat is dan een verwijzing naar de individuele autonomie.

De wet op de  patiëntenrechten, de wet op palliatieve zorg en de wet op de euthanasie verwijzen naar deze individuele autonomie. Deze wetten gaven de stem van de patiënt een centrale plaats. Denk o.a. aan het recht van de patiënt om een behandeling te weigeren, of het recht van de patiënt om grondig geïnformeerd te worden vooraleer hij/zij een eventuele behandeling aanvaardt. 

De wet op patiëntenrechten bepaalt dat diensten worden verstrekt met respect voor de menselijke waardigheid en voor de autonomie van de patiënt, zonder enig onderscheid bijv. sociale klasse, seksuele geaardheid, filosofische overtuiging.

In artikel 5 van de wet op patiëntenrechten lezen we: ‘De patiënt heeft, met eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikking en zonder enig onderscheid op welke grond ook, tegenover de beroepsbeoefenaar recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt aan zijn behoeften’.

Wilsbekwaamheid 

Autonomie is verbonden met het concept ‘wilsbekwaamheid’. Hiernaar wordt zowel met betrekking tbt de bepalingen rond het euthanasieverzoek (wilsbeschikking of actueel verzoek) als bij het opstellen van een ‘Negatieve Wilsverklaring’ uitdrukkelijk verwezen  (https://seniorenhoeilaart.be/2020/09/27/voorafgaande-zorgplanning/)

Wilsbekwaamheid is het vermogen keuzes te kunnen maken en uitdrukken.  Het kunnen begrijpen van relevante informatie, het relationeel hanteren van informatie en deze op waarde te kunnen schatten binnen een gegeven situatie.(Okerman, ’Vroegtijdige zorgplanning: een gids voor de hulpverlener en ambtenaar’, p. 53)  

Autonomie of zelfbeschikking moet zo lang en zo veel mogelijk gerespecteerd worden; zelfs als patiënten aandoeningen hebben die hun beslissingsvermogen aantasten zoals dementie, psychiatrische ziektes, enz… Vroeger werd maar al te snel beslist dat psychiatrische patiënten of beginnende dementerende patiënten niet langer wilsbekwaam waren om beslissingen te nemen omtrent het eigen lichaam en zorg. Wetenschappelijk onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat wilsbekwaamheid ’taak-gebonden’ is. Zo kan iemand die onbekwaam verklaard werd om de eigen gelden te beheren, volstrekt oordelingsbekwaam gevonden worden om beslissingen rond lijf en leven te nemen. “Evaluatie omtrent wilsbekwaamheid en autonomie moet gebeuren op het individuele niveau van de patiënt en niet op basis van het ziektebeeld,” zegt F. Schweitser in zijn doctoraatsstudie over ‘Euthanasie in de psychiatrie. Het belang van wilsbekwaamheid’.

Zelfs indien voortdurende pijn (fysische /psychologisch) of een beginnende dementie  een invloed kan hebben op de wilsbekwaamheid, dan nog moeten we steeds voor ogen houden dat een persoon wilsbekwaam is zolang deze niet wilsonbekwaam wordt verklaard. Uitgaan van de ‘vermoedelijke’ wilsbekwaamheid van een persoon lijkt dan ook steeds aangewezen.

Individuele autonomie versus relationele autonomie 

Niemand zal het belang en het ondersteunend effect van een goede relatie tussen de zieke mens en zijn zorgverleners /familie (relationele autonomie) ontkennen. Maar zowel zorgverlener als familie zullen steeds respect voor de individuele autonomie van de zorgbehoevende persoon moeten opbrengen. Daarom is het nodig dat een familie/mantelzorger/zorgverlener het eigen waardenpatroon kent en onderkent. Het eigen waardenpatroon dat wellicht de drijvende kracht is voor de zorg, kan immers ook de eigen perceptie omtrent de uitspraken en handelingen van een zieke bepalen. Een eigen niet herkend/onderkend waardenpatroon kan dan als ‘stoorzender’ functioneren bij het  het ‘luisteren’ naar de zieke persoon. Dit heeft als gevolg dat we niet langer ondersteunend bezig zijn en de zieke persoon, op een bijna paternalistische wijze, de eigen autonomie verder ontnemen. Het waardenpatroon van zorgverleners/familie kan niet alleen de interpretatie van een zorgvraag kleuren maar tevens ook weerstand opwekken wanneer een zieke niet akkoord is met een voorgestelde behandeling of zelfs om levensbeëindiging (euthanasie)  zou vragen. 

De erkenning van de individuele autonomie van de zieke is primordiaal. Er moet naar gestreefd worden de situatie ook vanuit het standpunt van de zieke mens zelf te bekijken. De eigen angsten/ bezorgdheden laten primeren op individuele autonome beslissingen van een zieke kan immers ongewild tot  intensivering  van diens lijden zorgen. 

[Een bijdrage van Mieke Maerten]

Je kan reageren op dit artikel. Gebruik het formulier onderaan het artikel om je reactie te plaatsen.