Hoe een gelukkige senior te worden

Iedereen wordt vroeg of laat geconfronteerd met het opnemen van zijn of haar pensioen, maar niemand is er echt op voorbereid. We worden er ingegooid zonder pardon. In wat volgt proberen we een leidraad te geven om die periode zinvol in te vullen en een gelukkige senior te worden.  

Een jongere doorloopt verschillende fasen in zijn eerste levensjaren: zuigeling, peuter, kleuter, puber, teenager, adolescent… Voor werkende hebben we eveneens verschillende fasen: werknemer in opleiding, jonge werknemer, expert, oude rot in het vak… Voor gepensioneerden maakt men geen onderscheid alhoewel men soms de indeling volgens leeftijd maakt: de 65-75 jarigen, de 75-85 jarigen, enz… Dat is echter een arbitraire indeling want sommige 80-ers zijn fitter en actiever dan sommige 70-ers. 

Het is daarom misschien beter andere criteria  te gebruiken om senioren te groeperen. Mogelijks zijn we financieel voorbereid om ons pensioen op te nemen maar mentaal is niemand voorbereid. Als we geluk hebben en niet aangetast worden door dementie zullen de meesten senioren volgens Riley Moynes 4 fasen doorlopen. Kortweg omschreven als (i) de vakantiefase, (ii) de achteruitgangfase, (iii) de ‘vallen en opstaan’ fase en (iv) de zaligmakende of gelukkige fase.  

De eerste fase, de vakantiefase:

Vanaf de eerste dag van het pensioen wanen we ons in vakantiestemming. We zullen niet te vroeg opstaan, uitgebreid ontbijt nemen, de krant lezen, kruiswoordraadsel of sudoku invullen, aperitiefke nemen, lunchen met glaasje wijn, in de namiddag wat sporten, tennissen, padel, zwemmen, fietsen of wandelen, eens skypen of telefoneren met kinderen, kleinkinderen van school halen, avondeten, een film of serie op netflix bekijken tot laat in de avond. De dagen nadien, hetzelfde, en hetzelfde, en hetzelfde, … Na een paar weken, of maanden begint de vraag te rijzen: “Ga ik dit nu nog de rest van mijn leven moeten doen? Is dat het leven van een senior? …”. Als die vragen opborrelen dan ben je in de tweede fase aanbeland. 

De tweede fase, de achteruitgangfase:

Het dringt traag tot je door: je gaat op allerlei vlakken achteruit. Uw netwerk van vrienden verkleint, contact met ex-collega’s die nog steeds werken verwatert, ze vragen niet meer naar uw insteek bij problemen. Op sportief en fysiek vlak kun je niet meer wat je vroeger zonder verpinken deed. Jongere vrienden willen niet meer met je gaan fietsen want je houdt de groep op. Namen onthouden, of je gedachten of meningen ordenen lukt niet meer zo vlot. Er is geen animo als je een nieuw idee in de groep gooit. Voor de zaken die je nog wel weet of kent is er geen interesse meer. Vereenzaming steekt de kop op. Een mentale depressie is zeer nabij. “Wat heb ik nu nagelaten op deze wereld? Als het besef komt “Ik moet dringend nog iets gaan doen, nu het nog kan”, dan ben je rijp voor de derde fase.

De derde fase, de ‘vallen en opstaan’ fase of eerder ‘opstaan en vallen’:

Je wilt terug betrokken geraken in het maatschappelijke gebeuren, en staat zelfs open voor nieuwe uitdagingen.  Je probeert wat biologisch te tuinieren. Misschien een nieuwe taal aanleren, Spaans of Italiaans zou nuttig zijn tijdens vakanties in het buitenland. Waarom niet leren tekenen, schilderen of potbakken, of breien of kleren maken. In het begin lukt dat allemaal vrij aardig, je bent hoopvol en enthousiast, maar na verloop van tijd loopt het toch uit op een fiasco. De bloemkolen worden opgevreten door rupsen, de aardappelen en tomaten worden aangetast door allerlei virale infecties. De opbrengst is nihil. Vervoegingen en uitspraak van de vreemde talen blijft dramatisch. Veel verder dan “Una cerveza, por favor” geraak je niet in het Spaans. Die kunstwerkjes zijn niet slecht, maar prijzen gaan we er niet mee pakken. In plaats van zowat met alles nieuw te beginnen, zou het niet beter zijn om je toe te leggen op één enkele zaak en daar iets mee te doen? Welkom, je klopt aan de deur van de vierde fase. 

De vierde fase, de zaligmakende of gelukkige fase.

Dit is de fase van herbronnen en herontdekken. Het is duidelijk dat er veel meer levensjaren achter ons liggen dan voor ons. Dus laten we er maar het beste van maken. Probeer terug te vallen op iets waar je wel goed in was. Maar wat zou dat dan moeten zijn? Adam Leipzig stelt voor om een antwoord te zoeken op de volgende vijf vragen:

  1. Wie ben ik? 
  2. Wat doe ik het liefst? Wat kan ik het best?
  3. Voor wie zou ik dit kunnen doen?
  4. Wat verlangt die doelgroep van hetgeen ik doe?
  5. Hoe zal het leven van de doelgroep veranderen door hetgeen ik bijbreng? 

– Wie ben ik? Hoe heet ik?

Toegegeven, het antwoord op die eerste vraag is een weggever, een opwarmer. 

– Wat doe ik het liefst? Wat kan ik het best?

Hier moet je wel iets langer over nadenken. Het is nuttig om niet één maar eerder een drietal punten in gedachten te nemen. Bvb ik schrijf graag korte verhalen of anekdotes; of ik maak overheerlijke chocomousse; mijn spaghettisaus is de beste. Alles kan, maar het moet wel iets zijn wat je graag doet, wat je goed en blindelings kan, waar anderen je regelmatig over aanspreken. 

– Voor wie zou ik dit kunnen doen?

Wie heeft er interesse of baat bij hetgeen ik zo graag doe? Wie zal mijn doelgroep zijn? Mijn kinderen en kleinkinderen? De buren in de straat? De kinderen van de sportclub? Ouders die een kort verhaaltje willen voorlezen vooraleer hun kinderen slapengaan? 

– Wat verlangt die doelgroep van hetgeen ik doe?

Het antwoord op deze vraag zal uiteraard variëren van hetgeen je doet en van wie de doelgroep is. Kinderen zullen zeer blij zijn als je spaghettisaus of chocomousse beschikbaar is na de muziekles of sportles. In plaats van een hoofdstuk uit een dik boek voor te lezen, kunnen ouders een kort verhaaltje uit mijn anekdoteboek voorlezen zodat de kinderen sneller in bed liggen. 

– Hoe zal het leven van de doelgroep veranderen door hetgeen ik bijbreng? 

Bvb kinderen gaan spontaan en zonder morren naar de muziekles of sportles omdat ze weten dat ze daar nadien van je spaghetti of chocomousse mogen proeven. Kleine kinderen slapen rustig en hebben geen nare dromen nadat een anekdote uit je verhalenbundel voorgelezen werd. 

Als je de vijf vragen beantwoord hebt, dan ben je herbrond en heb je jezelf herontdekt. Dan weet je ook wat je in de toekomst moet doen om geapprecieerd te worden door je omgeving en om je gelukkig te voelen. 

Nawoord

Elk jaar gaan we naar de jaarmarkt, naar de nieuwjaarsreceptie of naar een theatervoorstelling en komen daar oude vrienden tegen die we lang niet ontmoet hebben. Die vragen steevast “hoe gaat het met u?” Dat is een strikvraag! Ze zijn hoegenaamd niet geïnteresseerd hoe het met u gaat. Als je iets negatief zegt dan hebben zij nog iets erger voor, en als je iets positief antwoordt dan zullen ze je ook overtreffen. Als je bvb zegt dat het eigenlijk niet zo goed gaat met uw vrouw en dat ze volgende week een nieuwe heup krijgt. Dan zal uw vriend afkomen met het verhaal van zijn zoon die op de wachtlijst staat voor een nieuw hart, nieuwe longen en nieuwe nieren. Als je zegt dat het vorige week het geluk had om 5000 € met de Lotto te winnen, dan heeft uw vriend de “Win for Life” gewonnen. 

Voortaan beantwoord je de vraag “hoe gaat het met u?” met uw antwoord op de vijfde vraag: bvb “Ik geef kleine kinderen zachte dromen en hun ouders rustige nachten”. Daar staan ze dan. Niemand kan dat overtreffen. Geen transplantatie en geen Euromillions. In plaats van uit te pakken met hun miserie of verwezenlijkingen worden ze verplicht de enige juiste vraag te stellen: “Hoe doe je dat in godsnaam?”. Dan kan je rustig en zonder hen te vernederen vertellen hoe je de vierde fase bereikt hebt en als gelukkige senior verder leeft. Zaaalig!!!! 

[Een bijdrage van Serge Muyldermans]