Het Hof De Lange Bomen (deel 2)

Uit Herinneringen aan het Hof van Gaasbeek 1717-1720

Het hof ‘De Lange bomen’ had al een lange geschiedenis achter de rug wanneer Franciscus er als eerste De Baerdemaeker in 1830 pachter werd. Onderzoek heeft aangetoond dat het wellicht tussen 1717 en 1720 door de overgrootvader van Henrikjes betovergrootmoeder, Franciscus Van Linthout, op de locatie van De Lange Bomen in Asse-Terheide werd gebouwd1.

Dat is wel heel lang geleden denkt Henrikje die in haar hoofd een tijdsreis naar het verleden maakt. ‘België’ bestond toen nog niet eens als onafhankelijke staat. Het maakte deel uit van de Zuidelijke Nederlanden die in 1714 in handen kwamen van Keizer Karel VI van Oostenrijk toen deze het Vredesverdrag van Utrecht2 mee ondertekende. Wel had Henrikje gelezen dat er in die jaren in sommige intellectuele kringen al eens van ‘België’ gesproken werd3. Maar dat was het.

Het hof werd gebouwd in de periode dat de rebellie van de Brusselse ambachtsgilden tegen de plannen van de Markies van Prié uitbrak. Zijn intentie om met nieuwe belastingen de lege staatskassen te spijzen werd niet in dank aanvaard. Dàt wist Henrikje omdat ze in Brussel, lang voor de metro aangelegd werd, het standbeeld van Frans Anneessens had gezien. Deze gildedeken werd in 1719 onterecht als aanstoker van de Brusselse Opstand van 1718 tot de dood veroordeeld.

Standbeeld van Frans Anneessens by Thomas Vinçotte (foto credits: Wikipedia)
Standbeeld van Frans Anneessens by Thomas Vinçotte (foto credits: Wikipedia)

Zij herinnerde zich hoe ze vol bewondering en met aandacht het standbeeld op het Anneessensplein had bekeken. Met veel moeite had ze geprobeerd de in steen gegraveerde tekst te ontcijferen en al gauw had haar levendige verbeelding haar op sleeptouw genomen. Plots stond ze op de grote markt in Brussel. Het zag er zwart van het volk. De mensen waren helemaal anders gekleed dan zij en het rook er wel wat onfris. Rondom haar zag ze mannen, vrouwen en zelfs kinderen joelen en schreeuwen. De lucht was bezwangerd met boosheid en gekruid met een vleugje angst. Als ze rondkeek zag ze overal soldaten van de markies. Die moesten ervoor zorgen dat het niet tot rellen kwam want vandaag zou de man die zo door het volk geadoreerd werd, een onrechtvaardige en gewelddadige dood sterven. Anneessens werd met samengebonden handen naar het schavot geleid. Dit stond bijna in het midden van de markt opgesteld. Daar stond hij groot, onbewogen en fier. Ònder zijn blik werd de menigte even stil. Een priester prevelt een gebed. De beul zwaait zijn wapen in de hoogte. Een rilling als een steeds terugkerende golf verspreidt zich over de aanwezigen. Ze zien hoe het wapen met kracht op het slachtoffer inbeukt. Een oerkreet stijgt uit de mensenmassa op. Hoofd en romp vallen van elkaar gescheiden, neer. Het horrorbeeld bracht Henrikje meteen terug in het heden.

Het was vele jaren later dat Henrikje een anecdote4 over het standbeeld las dat haar eindelijk verloste van het beeld dat haar verbeelding in haar hersenen had geprent.

Het was Thomas Vinçotte die de opdracht kreeg om een beeldhouwwerk van Anneessens te maken. Het verhaal gaat dat de beeldhouwer te weinig afbeeldingen van de gildedeken vond en hij voor het maken van zijn sculptuur dus op zoek ging naar een model. Zijn keuze viel op Bernardin Braeckman. Een straatventer en kroegverkoper die gekookte eieren, krabben, slakken en noten aan de man bracht. Waarom deze man? Dat wist blijkbaar niemand. Wel las ze dat Braeckman zo in zijn rol was opgegaan dat hij nog vele jaren met een met gouddraad geborduurde pet op zijn hoofd, als Anneessens door Brussel liep en zijn waren verkocht. ‘Een halve gare’, zo opperde het artikel dat ze daarover gelezen had, maar Henrikje wist beter. Zij noemde het ‘marketing avant la lettre.’

Ach, eerlijk toegegeven, Henrikje is stiekem best wel een beetje trots op die voorouders die na de lange Spaanse successieoorlog, in een tijdsgeest van opstand maar ook van beginnend economisch herstel, het plan hadden opgevat om een boerderij te bouwen. Eigenlijk was het niet te verwonderen dat de stenen van het Hof eeuwen geschiedenis uitademden.

Mei 1830

Van Willy, haar neef die onderzoek deed naar de familiestamboom, hoorde Henrikje dat haar familiegeschiedenis wellicht tot in de 17de eeuw teruggaat. Maar zij laat ‘haar’ familieverhaal liefst op 5 mei 1830 beginnen. Dat is de dag dat haar betovergrootvader Franciscus, Judocus De Baerdemaeker, trouwde met haar betovergrootmoeder, Johanna Maria Theresa Cortvrindt (1793-1863). Dit huwelijk bracht een nieuwe boer en de eerste De Baerdemaeker op het Hof van de Lange Bomen dat toen één van de grootste boerderijen in de streek van Asse was.

Ook die jaren kon je niet echt rustig noemen. België was nog steeds geen onafhankelijke staat. Nu was het Koning Willem 1 van Nederland die in onze contreien de plak zwaaide. Onrust groeide omtrent de mogelijke invloed van de atheïsten in het onderwijs . Onderwijs dat tot dan toe volledig in katholieke handen was. De boer en boerin van de Lange Bomen lieten dat alles niet aan hun hart komen. Zij ploegden voort, kregen kinderen en kochten stelselmatig meer grond bij.

Het aanzien van de boer steeg evenredig met de toename van de landerijen. Ook de parochie had hier voordeel bij. Steunend op gulle bijdragen van de boer en de boerin, zou de pastoor eindelijk zijn droom kunnen verwezenlijken. Een echte kerk bouwen op de plaats waar nu de kapel stond.

Elke zondag trokken Henrikjes betovergrootouders samen met hun kinderen op hun paasbest uitgedost, naar de zondagsmis. Onder de keurende ogen van de parochianen knielden ze devoot neer op de voor hen voorbehouden stoelen. Niemand zou er ook maar aan durven denken die stoelen te gebruiken zelfs als alle andere plaatsen bezet waren. Ja, mijmert Henrikje, zo ging dat in die dagen. De tijden zijn wel veranderd. Nu lopen de kerken leeg en je mag al blij zijn als je in je eigen gemeente de zondagsmis kan volgen.

Maar hoe ging het nu eigenlijk verder met Franciscus en Joanna? Spijtig genoeg stierf hun enige dochtertje. Henri, één van hun drie zonen, besloot in te treden bij de Broeders van de Christelijke Scholen en werd broeder Michel. Enkel Jan-Frans en Balthasar bleven over om eventueel het Hof de Lange Bomen over te nemen. Na het overlijden van hun moeder in December 1863, elf jaar na de dood van hun vader, werden drie boerderijen, een huisje en 16 ha grond verdeeld. Het was Balthasar, de overgrootvader van Henrikje, die zijn intrek in het Hof de Lange Bomen nam.

Vanaf mei 1830 tot in 1984 heeft er altijd een De Baerdemaeker op het hof gewoond. Maar dan stierf Jan Gaspar, alias ‘de advocaat’ kinderloos en zonder testament. Het hof en de landerijen werden verkocht en de opbrengst en andere bezittingen werden onder de zesenvijftig nog in leven zijnde erfgenamen verdeeld.

Henrikje was één van hen. Zij kijkt naar de fruitschaal in het mooie blauw boheems kristal en naar de viool die ze uit de boedelbedeling meekreeg. Zou Jan viool gespeeld hebben? Plots wordt haar denken stil. Ze beseft dat de ziel van de boer niet langer op de boerderij huist en dat stenen van het Hof niet langer hun eeuwenoude verhalen zullen vertellen. Er is immers niemand van de familie meer om ernaar te luisteren. Wat overblijft is een ‘zielloze’ hofstee5.

Epiloog

Het was pas toen haar jongste dochter nadrukkelijk bleef herhalen dat het Hof De Lange Bomen niet initieel aan een De Baerdemaeker toebehoorde maar via haar betovergrootmoeder Maria Theresia Cortvriendt de familie binnenkwam, dat Henrikje zich wat vragen begon te stellen. Eén ding was voor haar echter geen discussiepunt. “Als het hof via haar betovergrootmoeder in de familie gekomen was, dan waren die verre voorouders van haar betovergrootmoeder ook wel degelijk haar familie”. Ja, dat viel niet te ontkennen.

Zij bekeek kaar familiegeschiedenis wel met een andere blik en moest toegeven dat haar betovergrootvader lang niet de enige mannelijke boerderij-loze boerenzoon was die dank zij zijn huwelijk aan een boerderij gekomen was. Ze dacht aan haar grootvader Friekes- Jan die door zijn huwelijk met meter Doment, boer kon worden in Essene. Dan was er haar eigen vader en zijn broer Petrus Josephus die allebei een boerendochter mét boerderij huwden.

Misschien was de rol van de boerinnen in het geheel van de familiegeschiedenis toch soms wel wat onderbelicht gebleven. Een rol niet alleen als werkkracht, als bestuurder van het huishouden, als moeder van talrijke kinderen waarvan de meesten voor korte of lange tijd op de boerderij werkten, maar soms dus ook als eigenaresse van de boerderij waarop het jonge koppel zich kon vestigen.

Nu ze op die manier naar haar familiegeschiedenis kijkt is Henrikje best fier een schakel te zijn in een lange reeks van sterke vrouwen. Boerin zijn is op zich al een zware taak. Dàt had zij als meisje en jonge vrouw ondervonden. Soms moest de boerin na een vroegtijdige dood van haar man niet alleen de hoeve met vaste hand blijven besturen maar daarnaast ook jonge kinderen grootbrengen.

Henrikje dacht hierbij niet alleen aan haar eigen moeder maar ook aan de verhalen over haar overgrootmoeder Petronella Philomena De Vos (1841-1907) die getrouwd was geweest met Balthasar.

Vierendertig was Balthasar toen hij hij na twaalf jaar huwelijk stierf. In die twaalf jaar kreeg het stel wel zeven kinderen. Zeven!!! … Henrikje moest er niet aan denken. Maar ze had wel het grootste respect voor haar overgrootmoeder en haar niet te stoppen energie. Ze hield immers de boerderij feilloos draaiende, voedde alleen de kinderen op en op haar tweeënveertigste levensjaar liet zij nog grote verbouwingen uitvoeren. ‘Zij’ maakte van het Hof de Lange Bomen, een échte vierkantshoeve. Negen jaar voor haar overlijden in 1907 liet zij tevens een gift-kaveling6 opstellen. Dat was en is in boerenfamilies niet ongewoon.

De goederen uit de nalatenschap van haar man Balthasar, inclusief haar eigen deel, werden dus verdeeld onder de in leven zijnde kinderen. Hierbij kreeg Maria Elisabeth De Baerdemaeker, de tweede in rij na de jong overleden oudste dochter, het Hof de Lange Bomen in haar bezit. De anderen kregen landerijen en of een tegenwaarde in geld.

De geschiedenis van de families en van de boerenhoven werd eigenlijk altijd met de blik van de boer bekeken en verder verteld. Het gezichtspunt van de boerin kwam niet of weinig aan bod. Nochtans is het zeker dat de boerinnen in de familie een belangrijke rol gespeeld hebben en dit dus niet alleen als moeder van vele kinderen.

[Een bijdrage van Mieke ( Marie-J) Maerten 21 maart 2022]

1 De Baerdemaeker, W. redactie,Feestbundel Jaak Ockeley, pp 28-29

2 Zij Bijlage 2 De Vrede van Utrecht

3  De Kroniek van België, 1990, p 427

4 Brussel Deze Week, 17 mei 2013, ‘Van volksheld tot ordinaire straatventer’.

5  https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/76763

6 Henrikjes moeder zou dat laatste ook doen in september 1961