Hof De Lange Bomen Deel 1

Uit Herinneringen aan het Hof van Gaasbeek

Het verhaal van Henrikje  begint lang voor ze op 11 november 1923 geboren werd. Het ligt immers gebed in de geschiedenis van haar land, haar familie en de boerderijen die niet  alleen haar familiegeschiedenis  maar ook haar eigen levensgeschiedenis mee hebben bepaald.

Al bijna een eeuw draait ze mee in de mallemolen die het  ‘leven’  genoemd wordt. Niet alleen is ze veilig en wel uit de tweede wereldoorlog gekomen en heeft ze de eerste maanlanding meegemaakt, maar ook op vele andere gebieden bleef tijd niet stilstaan.

Zij zag nog hoe keuterboertjes hun velden met os of koe bewerkten. Hoe het zo geliefde trekpaard plaats moest ruimen voor de tractor. Hoe melkmachines de melkende handen overbodig maakten en de melk- technologie  steeds gesofisticeerder werd. Melkkannen, melkafromers (1) en karnmachines  werden ingeruild voor installaties die de melk rechtstreeks vanuit de uier van de koe naar een grote koeltank leidde zodat die nadien in koeltankwagens naar de melkfabriek kon worden afgevoerd.

Zij herinnert zich hoe na WOII en specifiek vanaf de jaren vijftig,  het gebruik van kunstmest,  onkruidverdelgers en pesticiden waaronder het Dichloordifenyltrichloorethaan of DDT,  door de Boerenbond intensief werd gepropageerd. Niet langer moesten kinderen en vrouwen de akkers en velden handmatig wieden, niet  langer zouden insecten en kevers ganse oogsten vernielen. Maar het gebruik van beschermkledij bij het spuiten van die giftige producten werd toen nog niet aangeraden. De negatieve effecten op lange termijn  voor mens, bodem, plant en dier was toen immers nog  lang niet aan de orde.

Met verwondering had ze gezien hoe mest niet meer met mestvork en kruiwagen uit de stallen werd afgevoerd maar via een ingenieus systeem, volautomatisch naar mestput of mesthoop werd geleid. Sommige boeren gebruikten deze mest zelfs niet langer om hun velden mee te bemesten maar  als biomassa om de boerderij van duurzame  energie te voorzien.

Zij zag graansilo’s verschijnen en  landbouwmachines steeds groter worden.
Met argwaan had ze vastgesteld hoe de focus  steeds meer op de uitbouw van grote landbouwbedrijven én op monocultuur kwam liggen en dit zowel wat de kweek van gewassen als deze van dieren betrof. ‘Diversiteit’ binnen een bedrijf werd als niet leefbaar voor de boer afgeschreven. Het kleine gemengde landbouwbedrijf werd  opgeofferd aan de god van schaalvergroting en internationalisering.

In het huishouden zag ze hoe de wasmachine de wasteil verving en de mangel door de droogzwierder van de troon werd gestoten. Ze herinnert zich nog levendig en met een glimlach de intrede van de volautomatische wasmachine en droogkast. Het rijk van de gewone wasmachine was dan ook weer snel voorbij, de droogzwierder werd voor andere dingen gebruikt dan waarvoor het werd geconcipieerd  en belandde tenslotte ook bij het schroot.
In de keuken maakte de stoof plaats voor een fornuis op gas of op elektriciteit en de gewone bakoven kreeg het gezelschap van de microgolfoven en soms zelf van een  stoom- oven.

De kachels werden vervangen door de  centrale verwarming en wat een rijkdom was het om warm water zomaar uit de kraan te zien stromen. Geen gezeul meer met grote potten om water op te warmen. Ze zag de komst van kunstvezels waardoor kleren goedkoper werden en het strijken van de overhemden van haar man, bijna overbodig werd.

Ze zag hoe koeltorens die deel uitmaken van de productie van kernenergie hun plaats in het landschap opeisten en daarbij later  gezelschap kregen van windturbines. Dan kwamen er ook de zonnepanelen die elk straaltje zon opvangen en omzetten  naar elektriciteit die dan weer in batterijen opgeslagen werd. 

Natuurlijk was ze getuige van de komst van de televisie en had gezien hoe het televisietoestel in de huiskamer en zelfs  in sommige slaapkamers,  een prominente plaats innam. GSM, computer, het internet ze had het allemaal zien komen en leerde het, zij het met wat moeite, ook zelf te gebruiken.

Ze maakte de teloorgang mee van de kleine kruidenier en van andere gespecialiseerde  winkeltjes. Nu, zoveel decennia later kijkt ze wat bevreemd naar de pogingen die ondernomen worden om consumenten opnieuw naar die kleine zelfstandige in het dorp te lokken.

Ja , er is veel veranderd in die bijna honderd jaar denkt Henrikje.  Al blijven sommige dingen en herinneringen onveranderd.

Als je haar dan ook naar haar verste herinnering vraagt, dan zal ze je steeds vertellen dat deze verbonden zijn met het ‘Hof de Lange bomen’ in Asse – Terheide (2).

In het hof ‘De Lange bomen’ stond niet alleen de wieg van haar grootvader Joannes Gaspar De Baerdemaeker (1867-1939) alias Friekes Jan, maar ook van diens vader Balthasar (1839-1873). Balthasar was de overgrootvader van Henrikje en werd/wordt door haar en andere familieleden als hun stamvader beschouwd (3).

[Een bijdrage van Mieke ( Marie-Jeanne ) Maerten]

1 De afromer is een machine die de room van de melk scheidt. De ‘slappe’ melk ook slab genoemd, die overblijft werd aan de dieren gegeven. De room werd opzij gezet tot er een voldoende hoeveelheid room was om te karnen, om boter te maken. Vroeger gebeurde dit met een draaiton met hendel. De boerin, moest dan met de hendel de ton doen draaien tot boterdeeltjes bijeenkomen. De boter werd uit de ton genomen en  goed uitgeperst alvorens deze met houten boterspatels in een vorm te kloppen. Het vocht dat in de ton achterbleef was de karnemelk of botermelk. Gekoeld werd het in de zomer als dorstlesser gedronken. In de winter werd er vooral ‘botermelkse’ pap van  gemaakt waaraan dan eventueel wat cassonade suiker, brood of gekookte rijst werd toegevoegd en een broodmaaltijd verving. 

2 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/76763

3 Feestbundel Jaak Ockeley, Willy De Baerdemaeker redactie, pp 28-29