Het witte huisje en de filosofentuin – deel 2

Een verhaal in drie bedrijven. Deel twee.

Het is donker. Ik moet mij naar huis haasten want ik heb afspraak met Kris, de hof-tovenaar. Gezwind stap ik het straatje op en hoor honden blaffen die even later tegen de omheining tussen hun tuin en het straatje opstormen. Het deert mij niet. Getroffen door de sterrenpracht sta ik stil om de fonkelende lichtjes tegen de blauw-zwarte achtergrond te bewonderen. Die avond brengen deze lichtjes mij terug naar lang vervlogen dagen toen ik in het donker, met de twee oudsten aan de hand, al zingend naar huis stapte, ‘ Sterrekes in de lucht t’is koperen draad, trek aan ’t koordeke, trek aan ‘t koordeke….’. Zo lang geleden is dat, maar de warme herinnering blijft. 

Boven aan het straatje gekomen zweven parelende pianoklanken mij vanuit het huis van de buren tegemoet. Ze omhullen en begeleiden mij tot ze oplossen in het niets. Eens thuisgekomen neem ik snel de plakboeken met afbeeldingen van tuinen, planten, bomen en tuinhuisjes die ik over de jaren heen verzamelde. Terwijl ik deze op tafel leg, gaat de bel. Daar is hof-tovenaar en terwijl ik hem binnen laat vlucht Lestat, mijn kater, naar veiliger oorden.

De thee is uitgeschonken, de chocolaatjes staan in een schaaltje voor ons, we kunnen het hebben over de tuin. Neen, ik hoef geen netjes afgelijnde tuin. Geen hagen die regelmatig gesnoeid moeten worden, geen gazon waarvan het gras regelmatig moet afgereden worden en het maaisel bovendien nog eens moet worden weggeharkt. Voor mij dus ook geen energievretende lawaai-dingen zoals grasmachine of bosmaaier. Grasmaaien doe ik met zeis, sikkel én een mechanische handmaaier. Een zeis? Hoor ik jullie vragen. Ja, met dat hoge gras, kon ik niet anders. 

Natuurlijk was het naïef en overmoedig van mij om te denken dat het zeisen zomaar vanzelf zou gaan. Ontelbare keren heb ik beduusd naar het gras gekeken dat er eerder neergeslagen dan afgemaaid bij lag. Uiteindelijk heb ik Youtube filmpjes moeten bestuderen om de bewegingen van het zeisen te ontleden en deze dan vervolgens te oefenen. Met doorzettingsvermogen of was het koppigheid? en de nodige zelfspot, heb ik dan toch geleerd om zonder al teveel stuntelen, het gras te maaien. 

Mijn hagen-en gazon afkeer én een hoogteverschil van bijna twaalf meter tussen boomgaard en huis, maakt de taak van de hof-tovenaar zeker niet lichter. Hoe moest hij rekening houdende met bovenstaande, een grote lap grond ( gras en onkruid) én twee krakkemikkige terrassen, omtoveren tot een weelderige tuin met tuinhuis.

Om het budget wat te rekken wordt meteen besloten om op het grote kot na, niets af te breken. Dus blijft de structuur van de tuin door de bestaande serremuren bepaald. De serreputten, die al jaren vuil in plaats van regenwater verzamelen en als regenwaterput niet recupereerbaar zijn, worden bedekt met dolomiet en omgevormd tot terras. Deze terrassen die zich op verschillende hoogten bevinden, zijn nu verbonden door trappen en hellende paden.        

De oude, deels met vloertegels belegde trap die naar de boomgaard leidt, staat met zijn trapleuning gemaakt van roestende waterbuizen in schril contrast met de nieuwe trappen, maar toch mocht die niet weg van mij. De inventiviteit van de maker bekoort mij nog steeds. 

Het ter plaatse gemaakte ‘filosofenkot’, een mooie stevige houten constructie, neemt de plaats van het oude kot in. Beschermd tegen zon, regen en wind heb ik daar al ontelbare keren samen met vrienden en familie gezeten, gegeten, gepraat en gezongen. Neen hoor, bij mijn weten hebben mijn buren over het zingen nog niet hebben geklaagd.

“In de boomgaard kan niet veel gebeuren”, hoor ik plots mijn hof-tovenaar antwoorden. Aiai…daar had ik niet op gerekend. Voorlopig blijf ik dus met enkele aren gras en brandnetels zitten? Maar niet getreurd. Ik heb niet voor niets veel over permacultuur gelezen en besluit dat varkentje zelf wassen. Maar dat is voor een later verhaal. De lelijke hoge struiken valse laurier, met stammen als bomen, worden gelukkig wel afgezaagd en ik krijg mijn fruitbomen. Omdat ik geen jong veulen meer ben worden het uiteindelijk laagstammen. Laat mij duidelijk zijn, het was een pragmatische keuze, want hoogstammen bekoren mij meer.

De trotse notelaar, de blauwe regen, de Catalpa en het prieeltje door vorige eigenaars geplant en geplaatst, worden behouden. In de rest van de tuin komen planten, bloemen, allerlei bessenstruiken,frambozen, bramen, rabarber en voor mama, een moerbei maar die heeft nog geen vrucht gegeven.

Dichtbij de keuken vormt het duifjeskruid (scabiosa) met zijn zacht-blauwige kleur in combinatie met waaiende grassen, een schilderijtje dat echter al na een jaar wegkwijnt. Nu,drie jaren later, floreert er echte laurier, rozemarijn, gewone salie, tijm, rode pimpernel, bieslook, hyssop, wilde dille en ananassalie. Ze kruiden niet enkel mijn gerechten maar hun bloemen en de geur die ze verspreiden als ik ze lichtjes met de hand aanraak, zijn een streling voor mijn zintuigen. 

Hedera afwisselend met verschillende soorten vergeet-mij nietjes,varens, monnikspeper, klimroos, kamperfoelie en clematis, geven de eerste glooiing van de tuin structuur en kleur. Vanaf de boventuin met zijn struikrozen, varens, tinus viburnum, choisya, euphorbia, sneeuwklokjes, muscari en nu nog zoveel meer, slingert een paadje zich naar de groententuin. In de bocht van dit paadje zie je een kleine gedenksteen voor mijn overleden zoon. In het zwarte graniet zweeft zijn naam boven een notenbalk waarop muzieknoten lijken te dansen. De nog kleine Ginkgo Biloba, de boom tegen vergetelheid, houdt er de wacht en is omringd met gebroken hartjes, vingerhoedskruid, vrouwenmantel, zwartmoeskervel, appelmunt en herfstanemonen die in elk seizoen voor kleur zorgen.

Een takkenril, een mooie natuurlijke afsluiting met de tuin van de buren, zorgt er niet alleen voor dat ik nooit met gesnoeid hout naar het containerpark moet maar geeft ook beschutting aan allerlei nuttige insecten.

Halverwege de lente 2015 wordt de aangelegde filosofentuin aan mijn goede zorgen toevertrouwd en kan het zaaien, planten, mulchen, wieden en de jacht op stenen beginnen. Sommige vaste planten hebben inderdaad moeite om in de steenrijke Hoeilaartse grond te wortelen en … verdwijnen. De Engelwortel wordt in een mum van tijd door naaktslakken opgegeten. De zonnebloemen pronken en produceren zaad voor de vogels. De boerin in mij keek naar haar ‘land’ en zag dat het (bijna) goed was….

Wordt vervolgd.

[Een bijdrage van Mieke Maerten]