De nieuwe bakker

Het is een haast katholieke gewoonte, maar op zondagochtend zijn het overwegend mannen die naar de bakker gaan. Vaak ongeschoren, de slaap nog in de ogen en met een onzekere babbel wegens de drank van de vorige avond. Het gaat niet zo vlot. Het is duidelijk dat de meeste mannen een lijstje hebben meegekregen en niets zelf hebben bedacht. Met een gespeelde nonchalance doen zij hun bestelling en elke suggestie van de winkeldame wordt met de glimlach aanvaard.

‘Zal ik er ook een paar broodjes bijdoen? En een paar chocoladekoeken voor de kinderen?’ oppert de bakkersvrouw en voor ik ook maar enige reactie kan formuleren wordt de grote zak bijgevuld.

Thuis zitten de kinderen al rond de tafel en voor ik er erg in heb, zijn de chocoladekoeken al verdeeld. ‘Je hebt je weer wat in je handen laten stoppen’ zegt mijn vrouw op nogal norse toon. ‘Weet ik veel. Je ziet toch dat de kinderen blij zijn. Wat is dan het probleem?’ repliceer ik. ‘Ja, jij maakt nooit een probleem. Gezonde voeding is toch iets anders. Nog een beetje en ze eten alleen nog choco, chocolade en andere zoetigheden’.

Natuurlijk heeft mijn vrouw gelijk. Maar mijn lever was nog lichtjes aan het schuiven, mijn maag was in een zwaarmoedige bui en in mijn hoofd leverden mijn hersenen strijd tegen hoofdpijn en steeds weerkerende nadorst. ‘Schatje, doe mij nu een plezier. Ik heb het een beetje moeilijk. Telkens ik met mijn ogen knipper, is het alsof mijn schedel er gaat afvallen en als je te luid praat krijg ik felle hartkloppingen. We zullen het er straks nog over hebben. Trouwens, vanaf volgende week is de nieuwe bakker open en dan zal ik het daar eens proberen’.

‘Ga nu maar eens naar die nieuwe bakker’ roept ze mij nog na. Onderweg moet ik nog lachen met het verschil tussen een warme bakker en een tapijt. De bakker moet om 2 uur opstaan en een tapijt mag blijven liggen. Ik weet het, ’t is onnozel, maar toch leuk.

In de nieuwe zaak kijk ik eens rond. Hier was over nagedacht. De gebakjes zijn één voor één de vrucht van een gezonde designer. Vitrines hebben een speciale, leuke vorm. Net als de verkoopsters trouwens. Glimlachend, overdreven vriendelijk en een en al oor gaven zij een paar verkoopstechnieken ten beste waar een mens stil van wordt. In mezelf herhaal ik steeds dat ik mij niets mag laten opdringen en dat chocolade- en suikerkoeken uit den boze zijn. Maar ja, zonder dat ik de meisjes van enige wulpsheid kan verdenken, gaan ze toch zodanig gekleed dat mijn aandacht enigszins van mijn bestelling wordt afgeleid. Ik probeer nog te corrigeren van 8 naar 4 en van 12 naar 6, maar een dienster staat al te zwaaien met mijn rekening zonder mij de mogelijkheid te laten om ook maar iets te zeggen. Gezien de ellenlange rij wachtenden, onthoud ik mij wijselijk van alle weerwerk en met een blij gemoed en een zak vol broodjes ga ik naar huis.

‘Wie gaat dat allemaal opeten?’ vraagt mijn vrouw. ‘Mijnheer heeft zich weer wat laten aansmeren. Moet ik hier dan toch alles zelf doen?’ Ik suggereer om het overbodige terug te brengen, de verkoopsters in gedachten, maar de diepvriezer blijkt een voor de hand liggend alternatief.

De volgende zondag hoef ik niet naar de bakker en dat opent andere, meer romantische perspectieven.

Kinderen zijn harteloos en begrijpen niet dat als vader op zondagochtend niet naar de bakker hoeft, hij zich misschien wel iets anders in het hoofd haalt.

Volgende week ga ik weer naar de nieuwe bakker, de verkoopsters indachtig.

[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]