Het witte huisje en de filosofentuin

Verhaal in drie bedrijven: Eerste bedrijf

Het was op mijn 61ste verjaardag dat ik besloot mijn mooie appartement aan de Reyerslaan in Brussel te verkopen en terug te keren naar Hoeilaart. Hoeilaart was inderdaad geen onbekende voor mij want jaren heb ik in de BBL gewerkt en na mijn echtscheiding woonde ik er vele, gelukkige jaren met mijn jongste kinderen. Maar eens de kinderen uit huis waren bleef Brussel mij roepen. Ik werkte er en studeerde als werkstudent aan de VUB. Wonen in Brussel was ook wonen zonder de noodzaak een auto te hebben. Diegenen die mijn onderliggende motivatie van mijn beslissing naar Hoeilaart terug te keren niet kenden, vonden het onbegrijpelijk dat ik opnieuw wou verhuizen. Wie wil op 61 jaar trouwens een appartement inruilen tegen een huis? Meestal gebeurt de beweging op die leeftijd toch in tegengestelde richting? Maar mijn besluit stond vast en als ik dan toch terug naar Hoeilaart kwam dan zou het zijn voor een huisje met tuin en goed bereikbaar met het openbaar vervoer.

Het vinden van een klein en toch wat betaalbaar huis leek eerst onbegonnen werk, zelfs mijn notaris gaf mij niet veel hoop. Maar… op een woensdagavond… zag ik het. In één van de vele smalle, verborgen straatjes van Hoeilaart, keek een wit huisje mij uitnodigend aan. Ik kwam binnen, stond in de keuken, liep door de woonkamer en ging nadien de trap op naar de slaapkamer. Ja dit huisje had iets. Het nam me mee naar een ver verleden en bezorgde mij een warm en veilig gevoel. Vanuit de tuin zag ik het park met zijn kathedralen van bomen en een glimp van het kasteel. Er was geen twijfel: dit zou mijn thuis worden. Het grote wat bouwvallig kot, met asbest dak en vensters van beschadigd serreglas, kon aan dat gevoel geen afbreuk doen. De kelder met de grote verroeste verwarmingsketel ook niet. Een onverwacht vochtprobleem strooide wat roet in het eten, dit zou geld kosten, maar daarom niet getreurd. Op 24 december, vijf maanden na het nemen van mijn beslissing was mijn appartement in Brussel verkocht, het huisje gekocht, de lening opnieuw geregeld en verhuisde ik naar de slaapkamer van het huisje. Ach ja, niet alles verloopt altijd volgens plan. De verhuizers waren inderdaad wat verwonderd toen ze aan het huisje aankwamen. Op slaapkamer en badkamer na, was het een puinhoop. Piano en meubels werden dan maar opgeslagen in de woonkamer en zorgvuldig met deken en plastic bedekt. De rest van de spullen ging in het kot en overleefde, al dan niet met succes, de tijdelijke verbanning naar die vochtige constructie.

Met enthousiasme was ik mij gaan inschrijven in de gemeente. Maar na een tijdje bleek dat de bevolkingsdienst de inschrijving nog steeds niet afronden kon omdat de wijkagent nog geen rapport voor vaststelling van verhuis had binnengebracht. Dus kreeg ik het telefoonnummer van de wijkagent om rechtstreeks met hem contact te nemen. Om de mens s’avonds niet lastig te vallen besloot ik tijdens de kantooruren bellen en telefoneer dus vanop mijn werk naar de wijkagent. Als die de telefoon opneemt herken ik meteen zijn stem. Hij was vroeger ook al mijn wijkagent geweest en ik had prettige herinneringen aan zijn hulp destijds. Hij herkende echter mijn stem niet en toen ik uitlegde waarvoor ik belde, uitte hij meteen zijn ongeloof dat er iemand in een huis in dergelijke staat zou wonen. Via het raam had hij naar binnen gekeken. De blote bakstenen muur, het zand op de vloer, de resten van de afgebroken keuken buiten, waren voor hem geen indicatie voor bewoning en waar stond de auto? Ja een auto had ik nog niet, en dus kon ik niet anders dan hem ervan te overtuigen om naar de slaapkamer te komen kijken om vast te stellen dat ik echt in het huisje woonde. Plots zag ik de collega’s grinniken en schoot zelf in de lach. Ook al was het wel de waarheid, het dubieuze van wat ik net gezegd had drong tot mij door. Gelukkig kon de wijkagent er ook hartelijk om lachen en na Nieuwjaar beloofde hij langs te komen om ‘in de slaapkamer’, de vaststelling van verhuis te doen. De werken verlopen goed, maar duren zoals gewoonlijk wat langer dan voorzien. In mei is gans mijn huisje bewoonbaar, een condensatieketel op gas is geïnstalleerd, de keuken ziet er mooi uit én is praktisch. Ik heb het dus warm, ik kan koken, mijn rosse kater is gelukkig en als ik in Hoeilaart op stap ben, lijkt het alsof ik nooit uit het dorp ben weggeweest. De conversaties die zeven jaar geleden stopten, worden gewoon weer opgenomen. De plannen voor mijn filosofentuin staan budgettair even op wacht al weet ik wel al dat ik de ‘ fernazen’ als getuigen van het verleden van Hoeilaart wil behouden.

Eén jaar na mijn besluit Brussel te verlaten zit ik met mijn kinderen, kleinkinderen en mama te aperitieven in mijn huisje. Ik droom van mijn filosofentuin en beeld mij in hoe het zal zijn om samen met mijn familie te genieten van dit paradijsje. Neen, ik weet nog niet dat het de laatste keer is dat ik met mijn drie kinderen in het huisje zal samenzitten. Een uitgezaaide botkanker velt Pieter in sneltreinvaart en vijf maanden na mijn verjaardag kiest hij ervoor om via euthanasie dit leven, dat enkel lijden geworden is, te verlaten.

Rouw is oncontroleerbaar, niet grijpbaar soms alomvattend en dus zoek ik naar tegengewicht en schoonheid in mijnen hof, de filosofentuin. Een plek waar vrienden en kennissen zich goed moeten kunnen voelen en we, zoals de Griekse filosofen destijds, kunnen rondwandelen, gesprekken voeren met elkaar en genieten van de mooie dingen van het leven.

Met Kris van Viridee Hofmakers voer ik de eerste verkennende gesprekken. De filosofentuin krijgt langzaam gestalte. ….wordt vervolgd

[Een bijdrage van Mieke Maerten]