Wandeling

Niet zo lang geleden verbleef Kobe en zijn vrouw in het zuiden van Frankrijk bij vrienden die er een prachtig huis met zwembad hadden gehuurd. Op een mooie zonnige zomerdag, na een ochtendlijke duik en een stevig ontbijt besloten zij om een hele lange wandeling te maken. Eerst een klein stukje met de auto langs de drukke hoofdbaan, daarna veilig parkeren vlak bij de startplaats en tenslotte een korte maar stevige helling bracht de vier vrienden op een wandelroute die hen naar een onbekende bestemming zou brengen.

Het ochtendfris voelde heerlijk aan en het landschap werd steeds mooier. Een zalige omgeving waar vooral de rust en de stilte het hoge woord hadden. Genietend van de natuur en van het gezelschap wandelden zij steeds verder van de bewoonde wereld weg.

Na een paar uur bereikte het viertal, hoog in de bergen, een mooie open plek met een schitterend panorama dat uitnodigde om, gezeten op de rand van het ravijn, alles en iedereen te vergeten.

Helaas, na een tijdje begon de honger te knagen en bij het vertrek had niemand gedacht om proviand of drank mee te nemen. De eerste tekenen van wrevel onder het gezelschap staken de kop op en zonder dat er echt onvrede heerste hing er toch een beetje spanning in de lucht. ‘Iemand had toch moeten denken aan eten en drinken’ dacht Kobe bij zichzelf, maar uiteraard was hij even nalatig of schuldig als de rest.

Na een kort overleg werd besloten om de terugweg aan te vatten en ondanks de zeurende honger ging het gezelschap terug richting auto en bewoonde wereld.

Na een lange afdaling tussen weelderig groen en droog, haast dor kreupelhout bereikten Kobe en zijn maten een klein dorpje. De zomer sloeg zo kort na de middag meedogenloos toe en vooral de dorst maakte dat er nog weinig verteld werd. Op het centrale pleintje maakte een kleine fontein een kabbelend maar uitnodigend geluid en het gezelschap kon zich eindelijk laven aan het heerlijke frisse water.

Helaas, van enige commerciële activiteit was er geen sprake en het enige zichtbare teken van leven kwam van een kleine tafel in de schaduw van een grote plataan waaraan vier mensen zaten te kaarten. Toch hoopte Kobe om een bakkerijtje of een klein winkeltje te vinden om iets eetbaars te kopen.

Hij begaf zich naar de kaarters en vond daar 3 oudere mannen en een kranige oude vrouw die zodanig opgingen in hun spel dat zij de vreemdeling niet zagen komen. Kobe wou niet storen en wachtte tot het spelletje was afgelopen en vroeg dan aan de enige dame aan tafel ‘Y a-t-il une boulangerie dans le village?’ waarop het oude vrouwtje hem indringend bekeek en zei ‘il n’y a que nous et la fontaine’.

[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]