Van een klein staartje en een grote auto

In het hele grote bos was een jager op pad die het had gemunt op het kleine wild. Opeens zag hij een konijntje dat stilletjes zat te grazen en geen oog had voor de gewapende man. De snoodaard aarzelde niet en schoot op het nietsvermoedende diertje dat helaas gewond werd maar niet dood was. Nijntje liep weg van de boze jager, kroop onder de struiken en baande zich een weg door het kreupelhout. Maar de hond van de jager was te vlug en het kleine konijntje werd bijna gegrepen. 

Op dat moment kwam er een eekhoorntje langs die ons vriendje ter hulp kwam. ‘Kom’ zei het eekhoorntje. ‘Grijp je vast aan mijn staart en samen kruipen we in de hoge boom waar de hond noch de jager ons vinden zal’. Zo gezegd zo gedaan en het flinke duo verstopte zich in de kruin van de eerste eik die ze tegenkwamen. 

Uiteraard was het konijntje heel dankbaar en beloofde het eekhoorntje dat hij hem ook zou helpen wanneer het nodig was.

Maanden later, in hetzelfde bos kwam dezelfde jager weer langs en nietsvermoedend zat ons eekhoorntje zich tegoed te doen aan een paar dikke eikels. De jager schoot naar Kruimeltje, zo heette het eekhoorntje, raakte hem maar ondanks zijn kwetsuren kon ons vriendje zich uit de voeten maken. Helaas was de hond vlakbij en voor het eekhoorntje was het bijna onmogelijk om te ontsnappen. 

Maar toen kwam onze vriend Nijntje langs en toen hij zag wat er gebeurde riep hij op zijn kameraadje en deed teken met zijn pootje dat het eekhoorntje moest komen. Verbaasd keek Kruimeltje naar het staartje van Nijntje en dacht dat zich vastklampen heel moeilijk zou worden. Maar Nijntje drong aan om mee te komen en ze kropen samen door het struikgewas en het kreupelhout tot op de grote baan waar een grote auto stond geparkeerd.

‘Kom’ zei Nijntje en sprong in de grote auto terwijl Kruimeltje hem volgde. Samen reden ze langs de grote baan ver weg van de jager en zijn boze hond. Kruimeltje was heel dankbaar en zij bleven vrienden voor de rest van hun leven.

MORAAL VAN HET VERHAAL

‘De mannen die maar een klein staartje hebben moeten zorgen dat ze een grote auto hebben’.

[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]