Hof Doment

Friekes Jan, de grootvader van Henrikje,  kwam furieus de keuken binnen. Julien van Philemon was juist naar een paard komen kijken en had gevraagd of hij al wist dat Fons zich moest gaan laten registreren. Natuurlijk was dat te verwachten want hij was 19 jaar geworden. Maar nu het zover was, was hij toch kwaad. Zo gauw hij klaar was met Julien en hij de oudste kinderen in de stallen aan het werk had gezet, ging hij het woonhuis binnen. “Julia, Julia ” roept hij luid, ook al was zijn vrouw maar een paar stappen van hem verwijderd. Nog voor ze kan antwoorden vervolgt hij “ Moeder, ‘t is zo ver, de plakkaten hangen uit aan ’t gemeentehuis”. De boerin die juist in de pap voor de jongste kinderen aan het roeren is,  is niet echt mee . “Wablief ?” vraagt ze terwijl Angèlique en Albert aan haar rokken hangen en om eten zeuren. “Allé kinderen, stil” zegt ze vriendelijk maar kordaat  “ik kan mezelf niet  horen”. En ook al zijn ze nog klein, ze weten perfect wanneer het bij hun moeder menens is en ze staan er dus plots stil en wat beteuterd bij.

“Héwel, moeder, de plakkaten voor onze Fons. Zijn naam staat op de lijst. Hij moet zich bij de politie gaan inschrijven in het register voor de loting”. 

Er volgt een diepe zucht. Ze zouden natuurlijk kunnen hopen dat hij een hoog nummer trekt.  Naar het schijnt hebben die minder kans om hun legerdienst te moeten doen. Maar ja, hoe groot is die kans om zo’n nummer te trekken vraagt de boerin zich af? Geld om zijn eventuele legerdienst af te kopen en een plaatsvervanger naar het leger te sturen is er ook niet.

Mette van Dré, die enkele huizen verder woont, had haar onlangs nog gezegd dat zo’n afkoop van legerdienst al snel tussen de 1000 en de 4500 frank kan kosten. Verder had ze ook gehoord dat de legerleiding niet meer zomaar iedereen als plaatsvervanger aannneemt en dat er daardoor té weinig vervangers waren. Ook werd er gezegd dat als de vervanger voor het einde van zijn dienst uit het leger stapt,  Fons  toch nog de rest van die legerdienst zou moeten doen. Dus centen kwijt en werkkracht kwijt. Dàt konden ze zich echt niet permitteren.

‘Ze zal bidden tot de lieve Heer  en hopen dat haren Alfons niet geloot wordt’ Meer kan ze niet doen.
Ook de  boer staat in zijn eigen gedachten verzonken ‘Hoeveel wetsvoorstellen voor de  invoering van een persoonlijk  dienstplicht hebben al niet op tafel gelegen. Ze raakten soms zelfs niet eens tot bij de senaat want de  heren kamerleden zagen zo’n voorstel ook niet echt zitten. Liever behouden ze de mogelijkheid om hun zonen buiten het leger te houden. Allé, laat het duidelijk wezen, ze willen ze eventueel wel in het leger maar dan als beroepsmilitair met een zekere graad en een goed inkomen.

Dat de katholieken in 1884  eindelijk de overhand in het parlement kregen heeft ook niet geholpen. Rijke burgers, grootgrondbezitters en clerus bleven zich samen met hand en tand tegen die persoonlijke dienstplicht verzetten. Zelfs onlangs nog  werd het  wetsvoorstel ‘Tot het invoeren van den persoonlijken dienstplicht’ dat al vanaf 1905  bij het parlement aanhangig werd gemaakt , met 78 stemmen tegen 70 verworpen. Dat gans de jonge rechterzijde voor had gestemd was wel een goed teken,  maar het was niet genoeg geweest

“Weet ge Julia” zegt hij plots luidop terwijl hij de kleine Albert eventjes over zijn hoofdje aait ,“waar blijven de katholieken? Dat is nu al zo lang dat ze het voor het zeggen hebben in ons landje maar als het erop aankomt voor de kleine man op te komen, oho, dan moet ge niet op hen niet tellen”.

Ja, Friekes Jan mocht dan wel boer zijn maar hij was een geletterde boer en las de gazet. Hij wist dus wel zo ‘t een en ‘t ander van wat er in het land gebeurde.

Hij gaat weg van de keukentafel en zet zich met een plof in de dichtstbijzijnde stoel. ‘Oei… het is niet het moment om hem te zeggen dat hij zijn klompen moet uitdoen’, denkt de boerin. Maar dan ziet ze hoe hij die toch nog afdoet en zijn voeten onderaan tegen de Leuvense stoof opwarmt. Ze zet de borden met  botermelkse pap op tafel en doet er wat brokjes brood tussen. Zo zullen de magen van de kleintjes goed gevuld zijn voor ze gaan slapen.

Friekes -Jan blijft boos, hij is eigenlijk wel echt ontgoocheld over de katholieke partij. Zou het met deze regering Schollaert beter gaan?

Hoe dikwijls heeft de pastoor hier al niet aan de tafel gezeten, denkt hij. Iets lekkers mee eten, een druppel drinken en dan geld vragen voor de kerk. Is het niet voor het orgel dan is het voor het dak of het gieten van een nieuwe klok. Maar ja veel kan de boer niet geven. Met al de koters die op het erf rondlopen en eten moeten krijgen, is er geen geld in overvloed.

Plots begint hij weer hardop te praten:“Bisschoppen en pastoors Julia, ze lopen toch altijd achter de slippen aan van degenen die veel geld hebben. Dàt kunnen ze heel goed. Ze zouden beter wat meer nadenken over hoe moeilijk het geworden is voor de gewone boer nu de markt al jaren door dat goedkoop Amerikaanse graan wordt overspoeld. Maar neen, dat  doen ze niet. Liever fulmineren ze tegen de persoonlijke dienstplicht”. Hij klopt met zijn vuist op de leuning van zijn zetel. “ Ze willen zo gezegd de jonge mannen beschermen tegen het banditisme in het leger en  tegen de liederlijke zeden die er welig zouden tieren. Maar dat jongens die hun legerdienst niet kunnen afkopen daarmee dan wel geconfronteerd worden, dat vinden ze dan blijkbaar plots niet meer  zo erg”. “Maar Jan toch ” antwoordde zijn vrouw “ge moet u toch zo niet opwinden. En daarbij als die wet op de persoonlijke dienstplicht toch gestemd was, dan zou onze Fons toch ook niet geholpen zijn. Dan moest hij zeker zijn legerdienst doen en nu hebben we misschien geluk”. 

De boer grommelt binnensmonds want een beetje gelijk heeft ze wel.

Al dat heen en weer heeft Heleentje wakker gemaakt die nu in haar wiegje ligt te krijsen. Julia roept Margrietje om haar met de kleintjes te helpen zodat zij de baby kan verschonen. Albert en Angelique hebben pap tot in hun ogen en oren, maar in een oogwenk is Margrietje daar en lost het op. Tien jaar is dat meisje al, wat heeft ze toch geluk met zo’n dochter. Altijd welgemutst, altijd klaar om haar te helpen.

“Als Fons geloot wordt zijn we wel gedurende minstens drie jaar een  goede werkkracht kwijt. Ik moet er niet aan denken” zegt de boer. Julia bekijkt haar man. Zijn ogen schieten weer vuur. Zij ziet hoe geërgerd hij is. Hij strijkt gelijktijdig met wijsvinger en middenvinger van beide handen zijn mooie zwarte snor plat.

 Ja, de boer mag nog best gezien worden, vindt ze. Het blijft een knappe man. Kwatongen kunnen beweren dat hij haar enkel getrouwd is omdat zij een boerderij had. Maar ze weet wel beter. Het is alleen spijtig dat de kinderen elkaar zo snel opvolgen. Maar wat doe je daar tegen? De pastoor zegt dat het zegeningen zijn en dat ze moet dankbaar zijn voor elk kindje dat komt. “Daartegen iets doen is zonde Julia”. Ze zucht zachtjes.

“Toch blijf ik erbij dat die politiekers allemaal ene pot nat zijn als  het erop aankomt op te komen voor de kleine man. En de pastoors maar hun gat likken”. “ Maar Jan” zegt de boerin die gauw een kruis slaat,  “dat moogt  ge toch zo niet zeggen. Wat gaat menère pastoor daarvan denken en daarbij… er zijn toch ook nog de Daensisten. Die komen toch op voor de kleine man, voor de arbeider.”  “Daensisten, daensisten…met hoeveel zitten die in’t gouvernement? Denkt ge dat die zo graag gezien worden door menère pastoor en zijn bisschoppen? Ik denk van niet. En trouwens” vervolgt hij “ wij als kleine boeren  zullen daar ook niet moeten  op rekenen.” 

De boerin trekt even haar schouders op en zet Heleentje op haar vader’s knie. Met  een kleintje op elke heup stapt ze de keuken uit. Het is bedtijd voor hen.

Plots is het stil in de keuken. De boer recht zich een beetje want Heleentje begint toch al wat door te wegen. Hij neemt zijn klak van zijn hoofd zodat ze daarmee kan spelen. Dat doet ze graag. Dan krabt hij achter zijn oor en is al snel terug  in zijn gedachten verzonken.

Hij heeft nooit begrepen waarom België bij de onafhankelijkheid de loting van het Nederlands Bewind, overgenomen heeft. Natuurlijk moet het land zijn eigen leger hebben, dat begrijpt hij wel. Maar waarom voor zo’n onrechtvaardig systeem kiezen. Maar dat niet alleen. Waarom dat instandhouden als je merkt dat het niet goed werkt?

Zelfs de koning ( Koning Leopold II) en vele van de generaals zijn reeds lange tijd voorstander van een persoonlijke dienstplicht. Vooral nu het steeds maar duidelijker wordt dat Duitsland het land zou kunnen binnenvallen. Een persoonlijke dienstplicht  zou niet alleen het aantal manschappen in het leger verhogen, maar zou voor een grotere verscheidenheid in afkomst en opleiding van de soldaten zorgen. Nu waren het vooral jonge mannen van arme gezinnen die de dienstplicht moesten doen.  Velen konden niet eens lezen en schrijven .  Ja hunne Fons wel. Die kon zelfs Frans spreken en schrijven. Dat had hij bij de broeders in Asse geleerd.

Als  hij het artikel dat hij laatst in de krant las mag geloven, dan waren die dienstplichtigen er niet op uit om het land te verdedigen maar eerder om de boel op stelten te zetten. ‘Zelfs lijfstraffen konden die rekels niet in bedwang houden. Maar, ze waren blijkbaar wel slim genoeg om het niet zo ver te laten komen dat ze voor de militaire rechtbank moesten verschijnen’, klaagde een generaal in dat artikel.

Friekes Jan was overtuigd dat het door het cijnskiesstelsel  kwam dat de wet op de persoonlijke dienstplicht niet door kamer en/of senaat geraakte.

Dat kiesstelsel was al bij het ontstaan van België ingevoerd en bepaalde dat enkel wie een bepaald bedrag aan belastingen aan de staat afdroeg, mocht stemmen. Om stemgerechtigd te zijn voor de senaat moest je wel bijna negen maal zoveel cijns hebben betaald dan de minimum cijns die je moest betalen om voor de kamer te mogen stemmenstem; die lag op 20 florijnen. Toen de Belgische Staat in 1832 eindelijk een eigen munt kreeg, werd de minimum cijns voor de kamer op  210 bef. gebracht. Dat kon wel per provincie verschillen. Bizar toch dat je om te mogen stemmen voor de kamer in Limburg meer cijns moest afgedragen dan in de provincie Luik?

Onlangs had Friekes Jan ook nog  gelezen dat het vooral adellijke grootgrondbezitters en slechts enkele geestelijken en industriëlen waren die voldoende belastingen betaalden om een stem te kunnen  uitbrengen. Zeker in de senaat. En daar moest uiteindelijk toch elk wetsontwerp gestemd worden vooraleer het  kracht van wet kreeg. Daarom kon de adel in het jonge België zolang de persoonlijke privileges beschermen en behouden. “Ziede  Heleentje”,  zegt hij terwijl hij de klak opraapt die ze heeft laten vallen “ zo komt het dat die nieuwe wet op de persoonlijke dienstplicht  maar niet gestemd geraakt” en geeft haar de klak terug.

Friekes Jan moest wel toegeven dat ook ‘het algemeen meervoudig stemrecht voor mannelijke Belgen’ dat ingevoerd werd in 1893, geen soelaas had gebracht. De Belgische Werklieden partij had hierdoor wel een paar zetels kunnen veroveren, maar verder bleef alles status quo. Hij mocht dan wel afgeven op de pastoors en de bisschoppen maar op die ongelovige rooie rakkers zat hij nu ook weer niet te wachten. “Waar gaat dat naartoe gaan hé Heleentje” 

De deur gaat open, de kou komt binnen en haalt de boer uit zijn overpeinzingen. Daar zijn Fons, Emile en Petrus. Zoals gewoonlijk heeft deze laatste weer van alles te vertellen. Jeannette en Sooi volgen gekscherend hun oudere broers.

Als ze het gezicht van vader zien worden ze meteen stil. Hij duwt de baby in de handen van Jeannette en zegt “Kom Alfons, kom mee naar de ‘schoon kamer’,  ik moet u iets zeggen”. Als vader ‘Alfons’ zegt ipv Fons, dan is het serieus weten de anderen.

Moeder en Margrietje zetten koffie en dekken de tafel terwijl Petrus het vuur opstookt. Na een tijdje komen vader en Fons uit de kamer en zetten zich samen met de anderen aan tafel. Moeder maakt een groot kruis op het brood alvorens het aan te snijden. Dan slaat iedereen een kruis en dankt de Heer voor het eten dat op tafel staat. 

[Een bijdrage van Mieke (Marie-Jeanne) Maerten — 17 November 2021]

1 ( Henri Pirenne, De Geschiedenis van België deel 7 p 349 https://www.dbnl.org/tekst/pire002gesc07_01/index.php. 

2 Naast de dienstplichtige militairen waren er ook vrijwilligers en professionele soldaten. Maar bij een eventuele aanval vanuit Duitsland zou het leger te klein zijn om de verdediging van het land op te nemen.

3 zie bijlage 1 

4 Onder druk van de liberale progressisten en de socialisten werd in 1893 het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd onder de regering-Beernaert.
Hierdoor had elke mannelijke Belgische burger van 25 jaar of ouder minstens één stem, een of twee extra stemmen waren mogelijk ofwel naargelang zijn opleidingen en de betaalde cijns (https://nl.wikipedia.org/wiki/Stemrecht_in_België#1893-1918:_algemeen_meervoudige_stemplicht_voor_mannelijke_Belgische_burgers)

5 Vroeger had je op de meeste boerderijen een schone kamer die enkel gebruikt werd op feestdagen of als er bezoek kwam.