Zondag mag ik weer niet voetballen

Vandaag kreeg Kobe zijn kerstrapport op school. Het was weeral slecht, zoals wel vaker gebeurde en daarom zal hij zondag niet mogen voetballen van zijn vader. Op het laatste moment zal zijn mama hem toch laten gaan, maar dan is het ruzie en dat wil Kobe niet. Daarbij, hij moet de trainer verwittigen of hij zondag wel of niet komt want als hij niets laat weten mag hij misschien de rest van het seizoen niet meer meedoen. 

‘’Ik versta het niet.’ Zei Kobe. ‘ Verleden jaar in de lagere school kon ik zo goed leren en nu gaat dat niet meer. Willy, die leerde vroeger niet zo goed als ik, maar dit jaar heeft hij altijd beter punten en hij mag altijd mee voetballen. Hij is natuurlijk ook wel groter dan ik, en sterker. Hij durft ook meer.  Maar ik kan ook goed voetballen. Soms kan ik de bal keigoed stoppen en hem dan met een boogje in het doel leggen. Hele mooie goals heb ik al gemaakt, maar op het echte grote terrein lukt het nog niet zo goed. Onze trainer zegt dat ik moet blijven oefenen en dat ik, als ik zo sterk ben als de rest evengoed zal kunnen shotten. Maar ja, als ik niet mag meedoen door die slechte rapporten, wat heb ik daar dan aan ?  

Onze trainer, dat is een leuke. Zijn te lange haren moeten zijn kale kop verstoppen maar als hij meespeelt dan vliegen die langs de andere kant en dan zien we zijn blote schedel. Met zijn vingers probeert hij dan zijn haar weer mooi te maken, maar dat lukt natuurlijk niet. Met zijn koddig haar en zijn te brede trainingspak ziet hij er niet echt als een voetballer uit, maar voetballen kan hij heel goed. Voor een echte voetballer is zijn buik veel te dik. Wij maken hem uit en zeggen dat hij een bal onder zijn trui heeft verstopt, zo dik en rond is die buik. Zijn voetbalschoenen zijn ook heel oud en nooit blinkend. Wij moeten de onze altijd kuisen, maar hij heeft net grijze, houten schoenen aan, zoals de klompen van mijn pa. Toch is hij lief. Hij moedigt mij aan en is nooit boos als ik iets verkeerd doe en na de match krijgen we allemaal een cola, of chips. Hij is de broer van mijn pa’.      

‘De meesters zeggen dat ik beter mijn best moet doen, maar ik weet niet hoe dat moet. Ik leer alles vanbuiten maar als ik het moet opschrijven dan weet ik het niet meer. Morgen is het weer overhoring van Frans. Dan komt de pater in de klas en zegt hij heel luid ‘’neem allemaal een blad papier en schrijf op…’’ Voor mij zal het weer niets worden want als ik moet beginnen te schrijven dan weet ik niets meer van wat ik vanavond heb gelezen’. 

‘Nochtans, als mijn vader naar de school gaat om met de meesters te babbelen dan zeggen ze dat ik braaf en stil ben. Ze zeggen ook dat ik nooit mijn lessen leer en dat ik lui ben. Dat is natuurlijk niet waar, maar ik kan er niets aan doen. Een keer heeft mijn grote zus mij geholpen en ’s avonds had ik maar 1 fout, maar ik durf niet te zeggen hoeveel ik er ’s anderendaags tijdens de opvraging had.

 ’s Zondags mocht ik weer niet voetballen en Willy wel. Hij maakte 2 goals en we wonnen. Dat was dan toch goed’.

‘Het is een geluk dat ik goed kan vertellen. Dat vind ik wel raar. Als iemand mij een mopje of een leuk verhaaltje vertelt, dan kan ik dat goed navertellen en fantaseer ik daar nog  wat bij. Dat vinden mijn ma en mijn pa en mijn zus en mijn broers dan wel keinijg. Dan lacht iedereen met mijn mopjes en dat is voor mij altijd heel plezant. Mijn vader zegt dan wel altijd ‘’hij zou beter zijn lessen zo leren’’ maar toch is hij dan niet kwaad’.

‘Ik heb al gedacht, ‘’later word ik pater. Dan mag ik naar een internaat waar allemaal brave jongens zijn. Die voetballen ook, maar niet zo fel. Ze zijn ook vriendelijker en scheppen nooit op, zoals Willy. Daar zal dan wel iemand zijn die mij kan helpen. Ik denk dat ik daar rap vriendjes zou hebben die mij niet uitlachen maar die gaan proberen om mij te helpen om goed te leren. Dan zullen mijn ma en pa ook blij zijn met mijn goede rapporten. Als ik dan genoeg geleerd heb, voor leraar of zo, dan ga ik naar Congo om daar de arme, ongelukkige kindjes te helpen. Ik zal ze dan ook leren voetballen en verhaaltjes vertellen want dat kan ik goed. Als ik die kinderen zie op de televisie, dan denk ik ‘’ik zou die graag helpen en ervoor zorgen dat ze alle dagen kunnen eten en drinken om niet meer zo mager en triestig te zijn’’. Ik ben wel bang dat, als ik niet beter kan leren, ik dan niet zal mogen gaan. Zo zie je maar. Sommige grote mensen willen niet helpen en denken alleen maar aan oorlog en vechten en rijk worden. Maar kinderen zoals ik mogen niet gaan helpen omdat ze niet goed leren. Als ik ooit rijk word dan ga ik naar ginder, geef de arme kinderen en hun mama’s eten en drinken en koop voor ieder jongetje voetbalschoenen, een bal en truitjes en dan leer ik ze alle trucjes die onze trainer ons heeft geleerd. Zou dat niet leuk zijn ?’ 

‘Weet je, sommige kinderen hebben veel geluk, andere minder. Ik heb ook wel geluk want mijn mama en papa zorgen goed voor mij en mijn grote zus en mijn broers zijn af en toe lief. Alleen als ik weer met een slecht rapport thuiskom dan is iedereen tegen mij. Dan wil ik liever niet naar huis. Maar naar school wil ik ook niet want daar vinden ze mij ook maar niks. Soms hoop ik dat de schoolbus ergens tegen rijdt of pech krijgt zodanig dat wij niet naar school kunnen. Maar neen, ik heb pech, want die bus die blijft maar rijden, iedere dag weer.

Misschien moet ik eens vragen om naar een andere school te gaan. Als daar iemand is die mij kan helpen met mijn huiswerken en mijn lessen en dan zal ik misschien betere punten halen. Dan mag ik iedere zondag gaan voetballen”.  

Kobe is in zijn later leven geen goede voetballer geworden, en zijn grote droom, de kinderen in Afrika gaan helpen heeft hij niet kunnen waarmaken. Hij studeerde niet maar vond toch zijn weg en hij kwam goed terecht. Hij huwde de perfecte vrouw en hij leefde een leven ten dienste van anderen en van kinderen in het bijzonder.

[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]