Legerdienst: zondag drie oktober 1909

Uit: Herinneringen aan het hof te Gaesbeek

Het is nog duister als Fons, de oudste zoon van Julia en Jan, die ochtend met een wat onwezenlijk gevoel wakker wordt. Vandaag moet hij zich aanbieden in de kazerne van Etterbeek. Het is inderdaad zover, drie jaar soldaat zijn in plaats van te boeren. Wat een verandering. Zijn zak is al gepakt en hij maakt zich klaar om nog een laatste keer voor de paarden te zorgen. Hij doet alles in stilte want de kleintjes slapen nog. De oudere kinderen zijn al in de stallen aan het werk. 

Die ochtend bij het opstaan vroeg Julia aan haar man:  “Wat gaan we toch zonder onze Fons aanvangen, vader?”  Jan keek haar even aan en terwijl hij zijn bretellen over de schouders schoof antwoordde hij geruststellend: “Het komt allemaal wel in orde Julia.” Hij ziet dat ze het moeilijk heeft en dat zijn antwoord niet echt helpt.

Vrouwen en hun emoties denkt hij, wat moet ik daarmee?  Natuurlijk had ook hij  liever gehad dat Fons thuis kon blijven, maar daar is niets aan te veranderen, dan hadden zij zijn loting moeten afkopen en dat geld was er niet. “Hij komt terug, moeder”, stelt hij haar gerust. Hij steekt de slip van zijn hemd in zijn werkbroek alvorens die dicht te knopen. “Het is nu ook niet alsof hij naar de oorlog  vertrekt hé.” ” Dat zou pas een ander paar mouwen zijn.”  Terwijl hij dat zegt beseft de boer verdomd goed dat als er een oorlog mocht uitbreken, Fons  één van de eersten zal zijn om opgeroepen te worden nu hij zijn legerdienst begint. Maar die wijsheid houdt hij stilletjes voor zich. De sfeer is wat beladen. Julia zwijgt. Eigenlijk wil ze gewoon zijn armen, ook al is het maar heel even, troostend rond haar voelen. Maar ze  weet dat dat wat veel gevraagd is van de boer.

Plots denkt ze de  kleine Albert te horen en ze wil liever niet dat die zijn zusjes wakker maakt. Ach, blijkbaar heeft de jongen alleen maar een nare droom en zo gauw hij de geruststellende hand van zijn mama voelt, slaapt hij meteen weer in. De andere kleintjes blijven verder slapen. Van de rust maakt Julia gebruik om de tafel te dekken voor het ontbijt. Dan kunnen ze na de mis meteen aan tafel want de kinderen zijn altijd uitgehongerd als ze op zondag van de kerk terugkomen. De koffie zal Jeanette wel zetten want vandaag zal zij op de allerkleinsten passen terwijl haar moeder met de anderen naar de mis gaat.

Fons doet zijn jas aan om naar de paardenstal te gaan. Er hangt wat kilte in de lucht. Als Julia hem in de gang ziet wordt het  haar toch weer even te veel. Haar hart krimpt ineen, ze krijgt geen adem. Ze is zo fier op haar eerstgeborene, die slanke ietwat in zichzelf gekeerde jonge man waarop zij toch altijd kan/kon rekenen. Nu moet hij voor drie jaar naar het leger. Fons ziet de ogen van zijn moeder overlopen. De tranen trekken een nat spoor op haar wangen. Hij weet zich geen raad met dit verdriet. Met een zachte blik kijkt hij haar aan, gaat naar buiten en trekt stilletjes de deur achter zich toe. 

Ach, hij is er de man niet naar om zich vragen te stellen over de onrechtvaardigheid van het lotingssysteem. Tenslotte maakt onrechtvaardigheid deel uit van het leven. Dingen waarop een mens geen vat heeft, gebeuren nu eenmaal. Wat hem te wachten staat weet hij ook niet. Je kan zoveel lezen in de kranten, maar wat is waar?

Onlangs las vader aan tafel weer een artikel voor uit de krant en daarin stond  dat socialisten en progressieve liberalen stelselmatig de slechte behandeling van de rekruten aanklaagden. De legertop sprak over gemiste kansen om van soldaten goede burgers te maken en viel daarbij ook het lotingssysteem aan. Niet alleen was het een onrechtvaardig systeem maar het zorgde er ook voor dat het leger niet alleen té  weinig soldaten, maar daarbij ook bijna enkel laaggeschoolde manschappen telde. Geen ideaal uitgangspunt mocht het land ooit in een oorlogssituatie terechtkomen. De katholieke regeringen die vanaf 1884 onafgebroken aan de macht waren, stonden echter zeer wantrouwig tegenover de legertop en weigerden stelselmatig alle voorstellen om het onrechtvaardige lotingssysteem door een persoonlijke dienstplicht  te vervangen. In 1889 kwam het zelfs zo ver dat alle politieke bemoeienissen van officieren verboden werden. Ook de heftige campagne die oud-officieren samen met de  liberalen in de zomer van 1897 voerden om  de invoering van de persoonlijke dienstplicht en een gelijkwaardige verdeling van de legerdienst over alle Belgen te bekomen, mocht niet baten. De katholieken bleven halsstarrig op hun standpunt en dus kon Fons niet aan het systeem ontsnappen.

Zie ook

Fons trekt de staldeur open. Een snerpend geluid haalt hem uit zijn overwegingen. De scharnieren moeten gesmeerd worden, denkt hij. De paarden hinniken. Eén voor één begroet hij hen, geeft hen een zachte klap op de schoft en kijkt of er nog voldoende hooi in de ruif zit. ‘Het zijn toch wondermooie dieren’ denkt hij terwijl hij  in die grote donkere ogen die hem helder en onbevangen aankijken zijn spiegelbeeld ontwaart. 

Als Fons terug in huis komt, staat iedereen reeds geborsteld en gewassen klaar om naar de kerk te gaan. Hij moet zich haasten. Ja, Julia waakt erover dat de kinderen hun zondagse plicht nakomen en nuchter blijven tot  ze de  communie gekregen hebben. Petrus en Sooi proberen soms aan haar aandacht te ontsnappen om in het geniep in het melkhok melk te drinken om zo hun honger te stillen. Maar dat lukt niet altijd. Zo gauw de mis gedaan is rennen de jongens naar huis en zetten zich aan de gedekte tafel. Jeanette schenkt de koffie uit en kan nog net  vermijden dat Gust de melkkan van de tafel stoot. Die jongen kan toch soms zo onbesuisd zijn.

Sooi en Petrus zijn elkaar aan het plagen, die twee houden nooit op en je kan er donder opzeggen dat het in ruzie zal eindigen. Emiel zit er stil bij. Het is alsof hij beseft dat er meer werk op zijn schouders terecht zal komen nu zijn twee jaar oudere broer soldaat wordt. Gelukkig is Petrus er ook nog, denkt hij. Dat is een stevige werker.

“Margrietje, was eens gauw het gezicht van Gust en Albert, de boterhammen hangen tot in hun oren” zegt moeder terwijl zij Heleentje  uit haar park neemt om haar een verse ‘pisdoek’ aan te doen. Wanneer zal dat kind eindelijk proper zijn denkt ze. Nu de zomer voorbij is, kan ze haar niet meer  in haar blote billetjes laten rondlopen en dus zal ze weer meer luiers moeten wassen. Ze zucht. 

Voor Fons kruipt de dag voorbij en dan is eindelijk het moment gekomen om het huis te verlaten en de trein te nemen. Hij rept zich naar het station. Veel bagage heeft hij niet want blijkbaar krijgen ze kleren en schoenen van het leger. Een treinticket moet hij ook niet kopen, zijn oproepingsbrief telt als vervoerbewijs. Om 18 uur komt hij in de kazerne van Etterbeek aan.

Daar krijgt hij zijn stamnummer en zijn militaire pas. Stamnummer 1259 op naam van De Baerdemaeker, Alphonse, Charles. Kijk nu!  Carolus is Charles geworden. De toon is gezet. Alle militaire documenten zijn in het Frans ingevuld maar gelukkig  kent hij de taal van Molière en dat zal hem zeker van pas komen.

[Een bijdrage van Mieke Maerten]