Al ooit eens gedacht hoe het leven van een varken er moet uitzien. Verleden week las Kobe in ‘de Standaard’ dat een of andere Russische filmmaker een film van ongeveer 1 ½ uur heeft uitgebracht over het leven van ‘Dunga’, een varken met verschillende biggetjes dat leeft in een kleine stal, omringd met kippen en ander klein pluimvee. Er gebeurt niet echt iets, er is geen verhaal en ook geen echt scenario. Alleen beelden in zwart-wit die het reilen en zeilen van onze vriendin weergeven en waar ook geen klank is aan toegevoegd. Volgens de recensent een film van een ongekende schoonheid en zeer ontroerend.
Naar aanleiding van het lezen van dat artikel vroeg Kobe zich af hoe zo een dier zich moet voelen. Hij vroeg zich af hoe de roze varkens of biggetjes zich voelen in zo een grote dierenvrachtwagen op de autostrade.
Toen hij een vriend hielp verhuizen werd hij vervoerd achteraan in de verhuiswagen, tussen het meubilair en de kartonnen dozen. Enkele andere vrijwilligers zaten of stonden bij hem en hij werd op een of andere landweg flink door mekaar geschud. Ze hadden de grootste moeite om zich staande te houden en zagen de meubels en de dozen gevaarlijk overhellen. Terwijl er niets werd gezegd, omdat iedereen vooral bezig was met zichzelf, dwaalden zijn gedachten af naar een camion vol met varkens die regelmatig langs dezelfde weg kwam. ‘Voor de arme dieren moet het geen sinecure geweest zijn om zich staande te houden of niet verpletterd te worden onder hun mega dikke medereizigers’ dacht Kobe. Gelukkig ging de reis naar een nette boerderij waar de lieve langoren een onbezorgde tijd tegemoet gingen. Zelf wilde onze vriend, in zijn jongste jaren graag een varken zijn, maar als hij dan bedacht hoe ze werden vervoerd is hij blij dat zijn wens niet in vervulling is gegaan.
Uit zijn jeugdjaren herinnert hij zich dat op de boerderij een zeug op haar zij lag met een 10-tal kleine biggetjes die ze nog maar een paar dagen geleden op de wereld had gezet. De jongelingen waren druk doende met drinken en de arme zeug kon zich haast niet bewegen terwijl de kleintjes met zijn allen haar gevoelige tepels bewerkten. ‘Het leven van een varken kan hard zijn. Hun toekomst ziet er ondanks hun huidskleur niet echt rooskleurig uit’ was zijn eerste gedachte.
Kobe wist al vroeg dat we vooral moeten beseffen dat de enige bedoeling van een varkenshouder er in bestaat om zoveel mogelijk koteletten en witte en zwarte pensen aan de hard werkende zeug over te houden. En uiteraard een massa biggetjes die later in de slachterij te gelde worden gemaakt.
Toen werd hij triest en besefte dat van zo gauw de biggetjes voldoende groot zijn, ze van hun arme moeder weggehaald worden en dan kan de hele cyclus weer herbeginnen. Dan moet ‘miss Piggy’ weer onder de beer. Helaas, enige vorm van liefde of tederheid is er bij de voortplanting niet te bespeuren. Alleen maar genoegzaam geknor in een onwelriekende stal en pijnlijke varkenspoten die zich diep in de huid van haar rug planten. ‘Men zegt dat zeugen de meest triestige dieren zijn die er bestaan. Zij hebben een beer van een vent en varkens van kinderen’ dacht hij nog.
Fijngevoeligheid is vaak ver te zoeken als het over zwijnen gaat. Toen men aan de varkenshouder vroeg waarom er een varken met een houten poot in de stal stond verklaarde hij zonder verpinken ‘Ik wilde graag een varkenspoot in de soep, maar voor één poot kon ik toch moeilijk een heel varken slachten’.
[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]