We zijn allemaal een beetje Roger!

Het debat over anders gaan wonen voor oudere senioren komt nu maar pas op dreef. Lange tijd heeft men van overheidswege het woonzorgcentrum met 100 a 150 bedden als ideale oplossing voor ouderen gepromoot, maar senioren hebben er zelf nooit warm voor gelopen. En nu heeft de Corona crisis duidelijk gemaakt dat ouderen parkeren in grote wooneenheden gevaren inhoudt. Zwakkere mensen samenbrengen op een plek is misschien kostenbesparend, maar het gevaar dat een besmetting als een lopend vuurtje rondgaat en veel slachtoffers maakt is evenzeer reëel. En er is meer.

Al decennia lang wijzen gerontologen erop dat alle overheidspromotie van de woonzorgcentra ten spijt, de senioren liefst zolang mogelijk in hun eigen huis blijven wonen. Natuurlijk komt er een moment waarop het moeilijker wordt om zelfstandig te blijven wonen. Men wijst dan op de gevaren van het alleen wonen. Wat als je ’s nachts valt? Wat als je de kookplaat laat aanstaan? En men wijst op de voordelen van de dienstverlening: maaltijden, verzorging, wasbeurt, kapper, noem maar op. En het sociaal contact met de andere residenten: een babbeltje slaan, een kaartje leggen. Het is allemaal voorhanden in een WZC. En toch willen de meeste senioren het anders. Wat zijn dan wel de redenen waarom ouderen liever thuis blijven wonen? Het concept woonzorgcentrum kampt met een paar negatieve connotaties.

Bij verhuis naar een WZC geven oudere mensen hun autonomie op. Gedaan met wakker worden rond negen, nog even blijven liggen luisterend naar je favoriete radioprogramma, een espresso zetten, en dan ruim de tijd nemen voor een ontbijt bij het lezen van de krant. Gedaan met de havermout en de verse fruitsla. Nu krijg je een snee wit brood met (goedkope) confituur vol suiker en een kop flauwe koffie. Is het niet hemeltergend dat je op latere leeftijd je eigen routine van wakker worden, opstaan, ontbijten, wassen moet inruilen voor een nieuwe, opgedrongen routine, een die niet gebaseerd is op jouw eigen voorkeuren, maar op het werkschema van het zorgpersoneel. Want, laten we wel wezen, je moet vroeg opstaan, omdat iedereen tegelijk zijn ontbijt moet krijgen, en er nadien een strikte beurtrol gehanteerd wordt voor de opeenvolgende zorgen aan de residenten. Hetzelfde gebeurt voor het middagmaal, stipt om 12 uur, en het avondmaal op het onmogelijk vroege uur van 17:00. Tja, in een groot WZC moet alles strikt geordend gebeuren. Het kan moeilijk anders. Na het afruimen worden de zwaarhulpbehoevenden stilaan klaargemaakt voor de nacht.

In een WZW geven residenten ook een deel van hun waardigheid op. Ondanks de beste bedoelingen van het zorgpersoneel worden residenten vaak als kinderen behandeld. Plots ben je niet meer Mevrouw Jansen, maar word je steevast met de voornaam aangesproken. Het wordt dan Jeanne of Jeanneke. Maar daar blijft het natuurlijk niet bij. Nu en dan maken oudere mensen een verkeerde inschatting ivm het toiletbezoek. Een ongelukje is gauw gebeurd. Je wordt dan als een kind berispt, wat dan weer leidt tot een vreselijk schaamtegevoel. Als dit een paar keer gebeurt krijg je al gauw een luier aan, kwestie van voortaan de schade tot een minimum te beperken. Bovendien is minder frequent toiletbezoek in ieders voordeel. Het bespaart het personeel heel wat tijd. Mooie kleren hoeven ook niet meer, want moeilijk te wassen. Zeker wolgoed is uit den boze. Gedaan met je favoriete wollen sweater die je dochter had meegebracht uit Ierland. Een elegante pantalon wordt best ingeruild voor een katoenen trainingsbroek, zodat de pamper gemakkelijk aan en uit kan. Na het middagmaal wordt je in je stoel vastgemaakt, zodat je niet vrij kan rondwandelen en ten val komen. ’s Nachts worden ook middelen ingezet om te beletten dat je uit je bed zou stappen. Je valt dan best meteen in slaap, want ’s morgens rond de klok van achten word je gewekt en begint een nieuwe dag.

Het opgeven van autonomie en waardigheid heeft veel te maken met de schaalgrootte van de huidige rusthuizen en de schaarste aan personeel. Er is gewoon te weinig personeel om alle taken degelijk uit te voeren. Je kan dit dan ook niet verwijten aan het zorgpersoneel. Corona heeft een mentale omslag teweeggebracht. Hopelijk leidt dit ook tot een omslag in het beleid. Naar de toekomst toe moeten we dan ook out-of-the-box denken en nieuwe woonvormen bedenken waar efficiëntie hand in hand gaat met een kwaliteitsvolle verzorging en inspraak van de bewoners. In plaats van het beleid te focussen op de (grote) woonzorgcentra, zouden de overheden van dit land best inzetten op thuiszorg en alternatieve woonsituaties. Laat de mensen thuis blijven wonen en verbreedt het aanbod van diensten aan huis. Er moeten meer mensen in de zorgsector worden aangetrokken. Thuiszorgpersoneel kan dan efficient worden ingezet en laat veel meer ruimte aan de zorgontvanger. Je brengt met andere woorden de zorg bij de senior in plaats van omgekeerd. Ook alternatieve, kleinere woonvormen worden best overwogen: assistentiewoningen, cohousing en kleinschalige WZC. Hier komen we in een volgend artikel nog op terug. En natuurlijk zullen we in de toekomst nog een aantal grote woonzorgcentra nodig hebben voor de mensen die zwaar hulpbehoevend zijn, maar dit moet eerder de uitzondering zijn dan de regel.

Corona heeft lelijk huisgehouden in de rusthuizen. Vele rusthuisbewoners zijn er mentaal onderdoor gegaan, of lijden er nu nog onder. Zo ook Roger Lybaert, 89 jaar en woonzorgbewoner, intussen bekend van zijn deelname aan De Afspraak en De Zevende Dag. “Stop me maar rustig en stilzwijgend in een woonzorgcentrum of in de geriatrie. Dan horen en zien jullie me niet meer – jullie eigen vrijheid is immers niet beperkt. Wat heb je dan nog om te klagen oudje? Zwijg en sterf.” Zo eindigde Roger’s hartverscheurende open brief van augustus 2020 aan Knack. En zo werd Roger Lybaert plots de bekendste woonzorgbewoner van Vlaanderen. Roger stelt vooral de eenzaamheid tijdens de eerste lockdown aan de kaak, maar ook de beperkingen die eigen zijn aan de levensomstandigheden in een woonzorgcentrum. We willen allemaal inspraak in de manier waarop onze laatste levensfase georganiseerd wordt. En zo zijn we allemaal een beetje Roger!

[Een bijdrage van Eddy Olislaeger]