Een pril begin
Al sinds 1954 kijk ik televisie. Ik was nauwelijks zes jaar oud toen ik voor het eerst geboeid TV zat te kijken, en deze vroege passie is nooit weggegaan. In het najaar van 1953 was het National Instituut voor de Radio-Omroep (NIR) — de voorloper van de BRT — net begonnen met televisie de ether in te sturen vanaf het Flageyplein. In die begindagen van de TV was de programmatie heel beperkt, maar voor kinderogen was het pure magie. Zelfs naar het testbeeld bleven we verdwaasd kijken. Zelf hadden we thuis geen TV, maar een vriendelijke buurman in mijn wijk Dumberg had een van de allereerste televisietoestellen in Hoeilaart. Geregeld nodigde hij ons uit om bij hem een avond TV-kijkend door te brengen. En daar gingen we gretig op in. Voor het hele huisgezin was het een uitje. Voor de kinderen was het zonder meer een feest.
Aangezien het aanbod van de Belgische televisie nogal schraal was, keken we ook geregeld naar de ORTF — bij ons bekend als zender Rijsel. De Franse zender was wat vroeger gestart en had meer middelen. Let wel, om het ORTF signaal op te vangen moest onze buurman dan wel op het dak klimmen om de antenne te richten naar Rijsel. Gesofistikeerde antennes zouden pas later op de markt komen. Wij, op de begane grond, hielden het beeld in de gaten en gaven instructies terwijl de buurman op het dak de antenne afstemde. Het lukte niet altijd, maar we waren al blij als we beeld en klank binnenkregen. De kwaliteit was naar de huidige normen bedroevend laag, maar het kijkplezier was er niet minder om.
De doorbraak
In 1958 kochten mijn ouders zelf een TV-toestel. De wereldtentoonstelling van ’58 was een gedroomde gelegenheid om zich zo’n toestel aan te schaffen. Er waren spectaculaire uitzendingen vanop de Heizel. Op die manier werd Expo ’58 voor ons een boeiende belevenis. We kregen dagelijks beelden te zien vanuit het Amerikaans of Soviet-Russisch paviljoen, of vanuit een of ander futuristisch bouwwerk. Veel aandacht ging naar de wetenschappen en de onbeperkte mogelijkheden van de technologie. De meest opvallende constructie van Expo ’58, het Atomium, beeldt trouwens de kristalstructuur van ijzer uit. De Koude Oorlog had zo een extra kanaal om propaganda tot in de huiskamer te brengen. Maar wij maalden er niet om. We keken gretig en gefascineerd naar al het nieuwe.
We keken nu iedere avond TV. Het gebeuren had iets ritueels. Op een vast uur ’s avonds werd de knop werd omgedraaid en een onbekende wereld ging voor ons open. Die tv avonden waren vooral een familiegebeuren. Heel het huisgezin zat aan het toestel gekluisterd, wat ons niet belette om commentaar te geven op alles en nog wat. Na een tijd waren we verslaafd aan het TV-kijken. We zochten in de krant onze favoriete programma’s op en hadden nu een ideaal middel gevonden om onze avond te plannen. Anderzijds bedachten de TV-zenders ook middelen om kijkers aan zich te binden. Zo zorgde de opmars van de serie ervoor dat we uitkeken naar telkens de volgende aflevering, meestal een week nadien. Het wachten op de ontknoping duurde tergend lang. Helaas was binge-kijken toen nog niet mogelijk, want je kon alleen maar kijken op het moment dat het programma werd uitgezonden. Daar zou pas veel later verandering in komen.
Het begin van een eigen TV-cultuur
De series volgden mekaar op. In de beginjaren waren het meestal Amerikaanse reeksen die de zenders goedkoop konden aankopen. Mijn persoonlijke top-tien uit die vroege TV-periode: (1) Tales of the Texas Rangers; (2) Bonanza; (3) Highway Patrol. Daarnaast werden er ook eigen Vlaamse producties gemaakt. In het genre komedie was Schipper naast Mathilde meteen een voltreffer. Voor het eerst werd er ook een programma specifiek voor een vrouwelijk publiek gelanceerd: Penelope, met presentatie door Paula Semer. Nog meer programma’s richten zich tot specifieke doelgroepen. Zo was er voor de kinderen Kom toch eens Kijken met Bob Davidse, en voor de voetbalfans werd voor het eerst het WK uitgezonden. Vanaf 1960 liep Sportweekend. Je kan niet om de jaren 50 heen zonder vermelding van 100.000 of Niets, een groots opgezet kwisprogramma waarin Bob Van Bael, Tony Corsari en Pros Verbruggen afwisselend de presentatie deden. 100.000 of Niets kwam zelfs naar Hoeilaart met een rechtstreekse uitzending vanuit een tent op het Gemeenteplein. Natuurlijk ging er ook veel aandacht naar de actualiteit. Zo hield de mijnramp van Marcinelle in 1956 de mensen dagenlang in de ban. Het nieuwe medium werd een instrument voor massabeleving. En dan moesten de hoogdagen van de televisie nog beginnen. Maar daarover meer in een andere aflevering.
[Een bijdrage van Eddy Olislaeger]