Ten tijde van dit verhaal woonde ons gezin op de Groenendaalsesteenweg, aka Den Dumberg, op een paar honderd meter van het Zoniënwoud. De wijk lijkt nu ingeslapen als je vergelijkt met hoe het er vroeger aan toe ging. Ik heb het dan ook over de jaren vijftig. De buurt was druk in de weer en telde heel wat winkeltjes: een paar kruidenierszaken, een slager, een schoenmaker, een bakker, een paar cafés, een motorfietsenzaak en een textielwinkel. Deze laatste was van mijn grootmoeder. De winkel was wel geregistreerd op naam van mijn moeder, een administratieve maatregel om te verhinderen dat mijn mama tijdens de oorlog door de bezetter zou opgeëist worden om in Duitsland te gaan werken. Deze dreiging had mijn oma veel slapeloze nachten bezorgd, vandaar.
Het kon heel druk zijn in onze wijk. ‘s Morgens al heel vroeg werd ik gewekt door de jockeys op ochtendwandeling. De hoeven van de paarden maakten een hels lawaai op de keikopjes. Het geluid klonk wel heel vertrouwd, want ze kwamen iedere dag langs, en iedere dag op precies hetzelfde uur. Voor mij was dit het signaal dat ik nog even kon blijven liggen. Na een halfuurtje was het dan tijd om me aan te kleden en naar beneden te gaan voor het ontbijt. Kort daarop zag je de eerste kinderen naar school vertrekken. En niet lang nadien daagde de groenteman op. Frans kwam bijna dagelijks langs met zijn camion die achteraan openging, een soort rijdende groentewinkel. Met trots toonde Frans of zijn vrouw Marie-Louise de groenten van de dag. “Vandaag verse worteltjes, geen goesting?”. Mama was vaste klant en kocht bijna dagelijks een voorraad verse groenten. Frans was nog maar pas vertrokken of daar was de melkboer al. Als in een vast ritueel zette hij de flessen melk netjes neer op de vensterbank. De betaling zou later wel gebeuren. Ook de bakker en brouwer kwamen langs met de vaste afgesproken bestelling. En zo ging het de hele tijd door …
Ook bij ons in de winkel was het druk. Het was half-december en veel buurtbewoners kwamen langs voor een kerstkadootje. Mama had de vitrine mooi versierd met slingers en kerstballen. En ook een heuse kerststal en piepkleine kaarsenhoudertjes waarin kleurige miniatuurkaarsjes pasten. Mijn zus en ik hadden mama mogen helpen. Voor de vijfjarige kleuter in mij was dit een fantastisch gebeuren. De kartonnen dozen werden een voor een uit de kelder gehaald en opengemaakt. De prachtigste kleuren kwamen nu te voorschijn: allemaal wondermooie maar o zo kwetsbare ballen in dun glas. “Dit klokje heb ik nog van mijn vader gekregen,” zei mama, “net voor hij stierf in 1939.” Die krijgt het mooiste plekje in de vitrine. Daar waren ook de kinderen het mee eens. De andere ballen kregen ook een plaatsje in de etalage, alles volgens kleur. Daarna volgden de slingers en de kerststal en uiteindelijk de doosjes met zakdoeken, de sjaals, de wollens sokken, zijden kousen en heel wat lingerie. Dankzij de kerstversiering en de vele kadoos kreeg de etalage een feeërieke uitstraling.
We waren nog aan het nagenieten van onze geslaagde onderneming toen we plots een doffe plof hoorden gevolgd door een schril gegil. Daarna alleen maar verstarde blikken. Een van de ballen lag in gruzelementen op de grond. Je kon niet meer zien om welke bal het ging, zo klein waren de stukjes glas die nu op de vloer verspreid lagen. We hielden onze adem in alsof we het moment van de waarheid nog even wilden uitstellen. Plots weerklonk gelach, deze keer van mama. Je hoorde victorie in haar stem. “Nee, het was niet het klokje van opa wat gesneuveld was, maar een andere bal die toch al een beetje beschadigd was.” Nu lieten we de spanning helemaal los en vlogen mama om de hals. Een grote ramp was net vermeden. Nu kwam het allemaal toch weer goed.
Naarmate het donker werd kwamen steeds meer buurtbewoners naar de etalage op de Groenendaalse Steenweg kijken. Voorbijgangers stopten even voor de vitrine en zetten dan hun weg voort. Kinderen bleven turen naar de glinsters en vooral naar het kindje in de stal en de herders met hun schaapjes. Weldra zou het kind in de kribbe gezelschap krijgen van drie koningen uit het Oosten. Maar nu was het Kerstmis!
[Een bijdrage van Eddy Olislaeger]
O zo mooi Eddy, bedankt voor je verhaal van weleer. Ook ik had het voorrecht van zo’n belevenis en wel in de snoep -en kruidenierswinkel van mijn ouders in de Marcel Félicéstraat. Zalige tijd!
Nostalgie ten top. De jongeren en vooral de kinderen weten niet wat ze gemist hebben. In die tijd was het leven simpel, traag en mooi en waren het kleine dingen waarvan we genoten. Kerst-, nieuwjaar of driekoningen gaan zingen met een draaiende ster die half weg dan stuk ging, dat waren hoogten punten van het jaar. 1 Koningstaart voor de kinderen van onze straat en wie de boon had liet de ganse dag fier met zijn kroon rond. De klokken vertrokken nog naar Rome en werden 4 dagen niet geluid, de Sint kwam nog persoonlijk aan huis en de kinderen genoten met volle teugen, of waren doodsbang. Waarom moeten alle mooie dingen uit onze cultuur stuk gemaakt worden of verdwijnen?
Heel mooi verhaal over het vroegere Hoeilaart, dat ik als inwijkeling niet ken!