Lening

Onze vriend Kobe werd al vroeg geconfronteerd met moeilijke vraagstukken. Hij pareerde echter met veel zin voor humor en intelligentie de moeilijkste vragen.

LENING

Reeds op jonge leeftijd liet Kobe vermoeden dat hij geen enkele uitdaging uit de weg gaat om de top te bereiken. 

Tijdens zijn studententijd maakte hij er een gewoonte van om vakantiejobs aan te nemen. Een van zijn favoriete ondernemingen was het uitbaten van een frituur. De oom van de neef van de zuster van zijn tante baatte al jaren een friettent uit ergens op een grote plaats en had regelmatig een hulpje nodig om de lange werkuren door te komen. Kobe nam een aanbod van zijn ver familielid  met beide handen aan en ging gedurende een paar maanden de frieten bakken alsof zijn leven er van afhing. 

Het was een  frietkot dat kon bogen op een uitgebreide klandizie want de kwaliteit van de frieten waren ver in de omgeving gekend. De klanten waren dan ook van alle pluimage en kwamen uit alle lagen van de bevolking. Van rijk tot arm kwamen ze vaak in dichte drommen vragen naar de populaire lekkernij.

Tijdens de minder drukke momenten gebeurde het wel eens dat mensen met onze vriend een babbeltje bleven slaan bij het verorberen van een puntzak vol met ‘patat’ zoals ze door onze noorderburen wel eens worden genoemd. Voetbal en koers waren de meest aangesneden onderwerpen, maar een verloren gelopen intellectueel durfde het ook wel eens over politiek of over de slechte financiële toestand van ons land hebben. Maar over het algemeen bleven de gesprekken gemoedelijk en vooral niet te moeilijk.

Op een dag, het was in de vooravond en vrij rustig, kreeg Kobe een nieuwe klant voor zich die meteen heel sympathiek overkwam. Hij was wel een beetje sjofel gekleed en straalde niet meteen een grote welstand uit. Maar vertellen kon hij als de beste. Geen enkel onderwerp ging hij uit de weg en voor de jonge uitbater van de frituur was het een welkome verademing wanneer hij luisterde naar de gekke verhaaltjes van zijn nieuwe klant.

Al gauw kwam de jonge man zowat iedere avond zijn portie friet met balletjes of stoofvlees verorberen en het smaakte hem zienderogen. Kobe had een donkerbruin vermoeden dat er iets meer zat achter de bijna dagelijkse bezoekjes van zijn nieuwe vriend. En jawel, op een keer begon hij over de levensduurte en bekloeg hij zich over zijn karig loon en hoe moeilijk het wel was om rond te komen op het einde van de maand.

Nadat hij zo enkele keren met dezelfde klachten was gekomen kwamen de hoge woorden eruit ‘jij verdient hier goed Kobe, kun je mij niet een beetje geld lenen’ vroeg hij een beetje bedeesd. Voor onze vriend was dit natuurlijk een moeilijke vraag, maar hij wist niet goed hoe hij daarop moest reageren. Zijn baas had hem op het hart gedrukt dat hij aan zulke dingen niet mocht beginnen, want dan zou het einde wel gauw zoek zijn. De eerste keren weigerde hij dan ook en legde hem uit dat het niet mocht van de baas. Maar de jongeman bleef aandringen en na de zoveelste keer kwam Kobe op een idee om voorgoed komaf te maken met die vervelende vraag naar geld. 

Bij zijn volgende bezoek stelde de nieuwe klant opnieuw de vraag en toen antwoordde Kobe : ‘Kijk André’, want zo heette die jongen ‘zie je hier rechtover de Spaarbank?’. ‘Ja natuurlijk’ zei André ‘waarom?’. ‘Wel’ zei Kobe ‘ik heb met die mensen een akkoord. Zij hebben mij beloofd dat, indien ik geen geld leen aan mijn klanten, zij nooit frieten zullen verkopen’.

[Een bijdrage van Stefaan De Rudder]